Bij de beoordeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan:
a. De moeder van klager is op 17 juli 2003 overleden. Klager en zijn zuster zijn erfgenaam van de nalatenschap van moeder (hierna: de erflaatster).
b. Een zekere J.H. van [Z] en zijn echtgenote (hierna; Van [Z] c.a.) hebben op 27 februari 2002 hun vakantiewoning te [plaats] voor een bedrag van € 142.920,77 aan de erflaatster verkocht.
c. Door de erflaatster is een bedrag van € 71.470,38 van Van [Z] c.a. geleend. Ter zekerheidstelling is door haar een recht van tweede hypotheek op het woonhuis verleend ten behoeve van Van [Z] c.a. De hierop betrekking hebbende hypotheekakte is op 27 februari 2002 door de notaris verleden.
d. In verband met de afwikkeling van de nalatenschap was klager voornemens de woning te verkopen, hetgeen hij eind 2003 aan Van [Z] heeft medegedeeld.
e. Bij brief van 25 oktober 2004 heeft de notaris aan klager medegedeeld dat door Van [Z] c.a. met ingang van 30 november 2004 de hypothecaire lening ad
€ 71.470,38 vermeerderd met rente wordt opgeëist.
f. Begin december 2004 is de woning voor een bedrag van € 150.000,-- verkocht.
g. De notaris heeft daarop de notaris van de kopers (mr H.G. Holsteijn), geïnformeerd dat Van [Z] slechts aan de doorhaling van de hypotheek wenste mede te werken, indien door notaris mr Holsteijn een bedrag van
€ 76.154,38 zou worden overgeboekt naar haar kwaliteitsrekening.
Op 7 december 2004 is door Van [Z] c.a. een volmacht voor afstand en vervallenverklaring hypotheek ondertekend.
h. Op 13 december 2004 om 13.23 uur is door notaris mr Holsteijn een bedrag van
€ 76.154,38 op de kwaliteitsrekening van de notaris gestort.
i. Eveneens op 13 december 2004 is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht verlof aan klager verleend om ter verzekering van verhaal van een vordering van hem op Van [Z] (begroot op € 60.000,--) conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder de notaris.
j. De deurwaarder heeft op 13 december 2004 om 15.50 uur het beslagrekest in persoon aan de notaris betekend.
k. In dit rekest is - voor zover hier van belang – het navolgende opgenomen:
“(…) CONSERVATOIR BESLAG GELEGD: op alle voor zodanig beslag vatbare gelden, vorderingen, waardepapieren en/of roerende zaken (niet zijnde registergoederen), die de derde-beslagene onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen van J.H. van [Z] voornoemd, dan wel uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding rechtstreeks onder zijn/haar berusting heeft en/of zal verkrijgen voor, respectievelijk schuldig zijn of worden aan de schuldenaar voornoemd, zulks tot zekerheid van verhaal voor de vordering van verzoek(st)er op J.H. van [Z] voornoemd (…)”.
l. In zijn brief van 16 december 2004 heeft de advocaat van Van [Z] onder meer het navolgende aan de notaris medegedeeld:“(…) Er is beslag gelegd onder uw kantoor en cliënt heeft mij verzekerd dat er uitsluitend gelden t.b.v. hem aanwezig zijn op de door u ten behoeve van uw cliëntèle aangehouden kwaliteitsrekening. Onder verwijzing naar art. 25 lid 5 van de Wet op het notarisambt alsmede naar de betrekkelijke jurisprudentie (vgl. in dit verband HR 15 nov. 2002: NJ 2003/373) dient er uitdrukkelijk verzocht te worden om beslag op het gedeelte dat voor gerequestreerde geadministreerd wordt op de kwaliteitsrekening. Dit is niet gebeurd en hiervoor is ook geen verlof gegeven. De gelden op de kwaliteitsrekening vormen immers een afgescheiden vermogen.
Ik verzoek u derhalve vriendelijk het gehele saldo (…) over te maken op de derdenrekening van mijn kantoor (…)”.
m. Op diezelfde dag is door de advocaat van Van [Z] aan de notaris schriftelijk medegedeeld dat van het door de notaris naar hem over te boeken bedrag van
€ 76.154,38 een bedrag van € 60.000,-- door hem in depot zal worden gehouden.
n. Klager heeft Van [Z] in verband met zijn geldvordering op 23 december 2004 gedagvaard voor de rechtbank Utrecht.
o. Op of omstreeks 27 december 2004 is een bedrag van € 76.154,38 door de notaris onder de advocaat van Van [Z] gestort.
p. Blijkens haar brief van 7 januari 2005 heeft de notaris aan de advocaat van klager medegedeeld dat zij geen gelden van Van [Z] onder zich heeft. Op de daarbij gevoegde Verklaring Derdenbeslag is door de notaris verklaard dat er tussen haar en Van [Z] “geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan klager op het tijdstip van het beslag nog iets van de notaris had te vorderen of nog te vorderen zal krijgen”.
q. In haar brief van 10 januari 2005 heeft de advocaat van klager – voor zover hier van belang – het navolgende aan de notaris medegedeeld:”(…) ben ik van mening dat het derdenbeslag dat onder u is gelegd wel degelijk doel heeft getroffen. Er is immers (tijdig) derdenbeslag gelegd onder u, waaronder ook valt uw kwaliteitsrekening.
In tegenstelling tot de situatie van voor de invoering van de Wet op het Notarisambt, is het immers thans zo dat een notaris een kwaliteitsrekening dient aan te houden op zijn naam en met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd is voor gelden die de notaris in verband met zijn werkzaam-heden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt. Van een afgescheiden vermogen in strikte zin als onder de oude situatie (Stichting derdengelden) is al lang geen sprake meer.
Thans bepaalt artikel 25 lid 5 van de wet op het Notarisambt met zoveel woorden dat het niet mogelijk is om derdenbeslag te leggen op een kwaliteitsrekening onder de bank. Indien men derdenbeslag op een kwaliteitsrekening wil leggen, dan moet dat onder de notaris als zodanig geschieden, zo volgt uit de tweede zin van dit artikellid. Zulks is gebeurd door conservatoir derdenbeslag onder u (en daarmee ook onder uw kwaliteitsrekening) te laten leggen voor zover u gelden en/of geldswaarden van Van [Z] onder u had en/of zou krijgen. (…)”.