GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 1 juni 2006 in de zaak onder rekestnummer 967/2006 GDW van:
[...],
wonende te [...],
APPELLANT,
[...],
[...],
beiden gerechtsdeurwaarders te [...],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. M. Zuidema.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 22 juni 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 7 juni 2005, waarbij de klacht van appellant tegen geïntimeerden, verder te noemen de gerechtsdeurwaarders, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 18 oktober 2005 een verweerschrift – met één bijlage - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 april 2006. Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen, zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij derdenbeslag hebben gelegd onder zijn werkgever zonder opdracht van zijn ex-echtgenote, verder te noemen de ex-echtgenote.
4.2. Bovendien wordt de gerechtsdeurwaarders verweten dat zij klager ten onrechte hebben medegedeeld dat op grond van dat derdenbeslag geen gelden zijn ingekomen.
4.3. Voorts verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij niet dan wel onvoldoende hebben gereageerd op zijn verzoeken om nadere informatie.
4.4. Ook wordt de gerechtsdeurwaarders verweten dat het bedrag waar klager meent aanspraak op te kunnen maken ten onrechte hebben doorbetaald aan de ex-echtgenote.
4.5. Ten slotte verzoekt klager om een vergoeding van de door hem geleden schade en de door hem gemaakte advocaatkosten.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
5.1. De gerechtsdeurwaarders betwisten de stellingen van klager gedeeltelijk en verweren zich als volgt.
5.2. De gerechtsdeurwaarders hebben betoogd dat zij van de ex-echtgenote opdracht hebben gekregen tot voortzetting van de executie. In verband hiermee verwijzen de gerechtsdeurwaarders naar de verklaring van de ex-echtgenote gedateerd september 2005, waarin zij heeft verklaard dat de gerechtsdeurwaarders achterstallige alimentatie hebben geïnd bij klager.
5.3. Eveneens verwijzen de gerechtsdeurwaarders naar eerder vermelde verklaring in verband met de ontvangen gelden ten behoeve van de ex-echtgenote.
5.4. Ook hebben de gerechtsdeurwaarders betoogd dat zij klager nader hebben geïnformeerd. Zij erkennen dat er sprake is geweest van een misverstand met betrekking tot een van de dossiers, maar dat dat misverstand bij brief van 22 december 2003 is uitgelegd aan klager.
5.5. Ten slotte hebben de gerechtsdeurwaarders naar voren gebracht dat zij ten opzichte van klager dienden te voldoen aan de opdracht van de ex-echtgenote en moesten overgaan tot executie. Uit hoofde daarvan waren de gerechtsdeurwaarders verplicht de door hen geïnde gelden af te dragen aan de ex-echtgenote.
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Het verzoek van klager om vergoeding van de door klager gemaakte kosten zal het hof passeren, reeds omdat in de onderhavige tuchtprocedure hiervoor geen plaats is.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
- bevestigt de beslissing van de kamer van 7 juni 2005.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 1 juni 2006 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 7 juni 2005 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de klacht met zaaknummer 51.2004 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
1. [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
gemachtigde [ ].
Bij brief van 16 februari 2004 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.
Bij aangehechte brief van 11 mei 2004 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter zitting van 19 april 2005 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is nader bepaald op 7 juni 2005.
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) De gerechtsdeurwaarders zijn door de ex-echtgenote van klager (hierna ook; de opdrachtgeefster) in 1997 belast met de incasso van door klager verschuldigde alimentatie.
b) De gerechtsdeurwaarders hebben klager schriftelijk aangemaand, de betreffende executoriale titel aan klager betekend en met klager en diens toenmalige advocaat gecorrespondeerd. Daarbij is van de zijde van de gerechtsdeurwaarders als dossiernummer vermeld 979351. Bij gebrek aan verdere instructie van de opdrachtgeefster is het dossier op 14 november 2004 door de gerechtsdeurwaarders gesloten.
c) Op telefonisch verzoek van klaagster hebben de gerechtsdeurwaarders de executie opnieuw ter hand genomen en op grond daarvan is bij exploot van 16 februari 2001 ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klager.
d) Bij exploot van 16 februari 2001 is voormeld beslag aan klager overbetekend. Het exploot vermeldt als dossiernummer 1009696 RS.
e) In een door klager aangespannen procedure heeft de president van de arrondissementsrechtbank te [ ] bij vonnis van 29 mei 2001 het beslag opgeheven. In dat vonnis heeft de president onder rechtsoverweging 5.3 onder meer overwogen:"...De vordering tot terugbetaling van het bedrag van ƒ 15.239,54 zal echter niet worden toegewezen. Gelet op de door gedaagde betwiste contante betalingen van f 14.735,00 acht de president het raadzaam dit bedrag onder de deurwaarder te houden totdat hieromtrent in een eventueel aan te spannen bodemprocedure zal zijn beslist..."
f) Op 31 oktober 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarders om inlichtingen verzocht. Bij brief van 3 november 2003 hebben de gerechtsdeurwaarders klager medegedeeld dat zij "de zaak" op 14 november 2000 hadden gesloten, omdat de ex-echtgenote niet had gereageerd op brieven. In die brief is als dossiernummer vermeld 979351.
g) Op 5 december 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarders, onder vermelding van het dossiernummer 979351, inlichtingen verzocht naar de ingevolge het derdenbeslag ingehouden gelden. Bij brief van 11 december 2003, waarin als dossiernummer 979351 is vermeld, hebben de gerechtsdeurwaarders klager medegedeeld dat "in bovengenoemd dossier" nimmer gelden uit een executoriaal derdenbeslag waren ontvangen.
h) Nadat klager de beslagstukken had toegestuurd, hebben de gerechtsdeurwaarders klager op 22 december 2003 bericht dat in het dossier met nummer 1009696 via het beslag een bedrag van € 6.915,40 (f. 15.239,54) was ontvangen en dat dit dossier op 19 december 2001 was gesloten.
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders:
1. dat zij ten laste van hem derdenbeslag hebben gelegd zonder opdracht van zijn ex-echtgenote;
2 dat zij hem ten onrechte hebben meegedeeld dat ingevolge het derdenbeslag geen gelden waren ontvangen;
3. dat zij niet of onvoldoende reageren op zijn verzoeken om inlichtingen;
4. Klagers aanspraak op terugbetaling van het ingehouden bedrag wordt door de Kamer opgevat als een klacht dat het bedrag ten onrechte is doorbetaald aan de ex-echtgenote.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarders hebben de klachten gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt op dit verweer hierna ingegaan.
4. Beoordeling van de klacht.
4.1 De Kamer acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de gerechtsdeurwaarders opdracht hebben gekregen tot voortzetting van de executie. Het eerste klachtonderdeel wordt derhalve tevergeefs voorgesteld.
4.2 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel is de Kamer gebleken dat er sprake is van een misverstand Bij de verzoeken van klager om inlichtingen hebben de gerechtsdeurwaarders - wellicht mede als gevolg van het feit dat klager in zijn brief van 5 december 2003 dossiernummer 979351 noemt- alleen het dossier met nummer 979351 geraadpleegd. Dit misverstand is door de gerechtsdeurwaarders bij brief van 22 december 2003 rechtgezet. Van klachtwaardig handelen is derhalve niet gebleken, zodat deze klacht ook geen doel treft.
4.3 Dat de gerechtsdeurwaarders klager onvoldoende hebben geïnformeerd kan naar het oordeel van de Kamer uit de stukken niet worden afgeleid.
4.4 Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel geldt het volgende.
In zijn vonnis van 29 mei 2001 heeft de president overwogen het raadzaam te achten het door klager gevorderde bedrag onder de deurwaarder te laten in afwachting van een eventueel aan te spannen bodemprocedure.
Ter zitting is vast komen te staan dat die procedure niet door klager is ingesteld. Van de gerechtsdeurwaarders – op wie de verplichting rust ontvangen bedragen zo spoedig mogelijk aan de rechthebbende over te maken- kan niet worden verlangd dat zij dat bedrag tot in lengte van jaren onder zich houden. In dit geval komt daar nog bij dat de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders ter zitting heeft medegedeeld dat op 23 maart 2001 en 22 april 2001 de laatste betalingen zijn ontvangen. Deze betalingen zijn gelet op de hoogte van de bedragen een week na ontvangst aan de opdrachtgeefster doorbetaald derhalve voor de datum van het vonnis in kort geding.
Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan daarom niet worden gesproken. Op grond hiervan dient ook het laatste klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klachten ongegrond
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en mr. A.C.J.J.M. Seuren, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.