ECLI:NL:GHAMS:2006:AX8459

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78/06 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep van gerechtsdeurwaarder wegens overschrijding van beroepstermijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een gerechtsdeurwaarder, die niet ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn. De gerechtsdeurwaarder had op 16 januari 2006 een verzoekschrift ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van hoger beroep op 13 januari 2006 was verstreken. De zaak was eerder behandeld door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 13 december 2005 de klacht van een klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond had verklaard en hem de maatregel van berisping had opgelegd. De gerechtsdeurwaarder had in zijn hoger beroep de beslissing van de kamer betwist, maar het hof oordeelde dat hij niet tijdig had gehandeld. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het naleven van wettelijke termijnen in het rechtsproces. De gerechtsdeurwaarder had de beslissing van de kamer ontvangen als bijlage bij een brief van de secretaris, maar dit ontsloeg hem niet van de verplichting om binnen de gestelde termijn in hoger beroep te komen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken, waarbij de rolraadsheer de beslissing heeft voorgelezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 1 juni 2006 in de zaak onder rekestnummer 78/06 GDW van:
[...],
gerechtsdeurwaarder te [...],
APPELLANT,
t e g e n
[...],
domicilie kiezend te [...],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. S.A. Geerdink.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 16 januari 2006 ingekomen een verzoekschrift - met één bijlage - van de zijde van appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 13 december 2005, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder te noemen klager, tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond is verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping is opgelegd.
1.2. Van de zijde van klager is op 22 februari 2006 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 april 2006. De gerechtsdeurwaarder alsmede de gemachtigde van klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslissing van de kamer van 13 december 2005 ontvangen als bijlage bij een brief van de secretaris van de kamer.
2.2. De gerechtsdeurwaarder diende ingevolge artikel 54 lid 1 van de
Gerechtsdeurwaarderswet binnen één maand na de dag van verzending van voornoemde brief in hoger beroep te komen. Die termijn eindigde dus op 13 januari 2006. Het verzoekschrift is eerst na afloop van deze termijn ter griffie ontvangen. Het beroep is derhalve niet tijdig ingesteld.
2.3. Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de gerechtsdeurwaarder in zijn hoger beroep niet kan worden ontvangen. Dit leidt tot de volgende beslissing.
3. De beslissing
Het hof:
- verklaart de gerechtsdeurwaarder niet ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 13 december 2005.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, L.J. Saarloos en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 1 juni 2006 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beslissing van 13 december 2005 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de klacht met zaaknummer 99.2005 van:
[ ],
gevestigd te [ ],
klaagster,
gemachtigde mr. S.A. Geerdink,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 28 februari 2005 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 1 april 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op de klacht.
Bij brief van 3 oktober 2005 heeft klaagster aanvullende stukken overgelegd.
De klacht is behandeld ter zitting van 1 november 2005, alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 13 december 2005.
Gronden van de beslissing
1. De Feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Bij beslissing van 9 december 2003 heeft de rechtbank 's-Gravenhage een door [ ] ingesteld beroep tegen een besluit van klaagster gegrond verklaard en klaagster veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten voor in totaal een bedrag van € 760,00.
b) Bij exploot van 17 februari 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van [ ] aan klaagster onder meer betekend een aantal door het bestuur van het Openbaar Lichaam voor Voortgezet Onderwijs in Samenwerkingsverband in [ ] genomen besluiten alsmede een grosse van een door de rechtbank ‘s-Gravenhage, sector bestuursrecht op 9 december 2003 gedane uitspraak. In het exploot wordt bevel gedaan tot betaling van een bedrag in totaal ad € 55.303,18 bij gebreke waarvan tot tenuitvoerlegging van de titel zal worden overgaan.
c) Bij brief van 17 februari 2005 heeft de gemachtigde van klaagster bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen het in het exploot van 17 februari 2005 gedane bevel tot betaling omdat een executoriale titel ontbreekt.
d) Bij brief van 25 februari 2005 heeft de gerechtdeurwaarder de gemachtigde van klaagster onder meer geschreven: ”In navolging op onze eerdere gesprekken en gevoerde correspondentie heb ik nogmaals alle stukken uitgebreid bestudeerd. Mijns inziens kan ik niet anders concluderen dat het door mij gedane bevel juridisch juist is. Volledigheidshalve verwijs ik u naar de inhoud van de executoriale titel, meer speciaal doch niet uitsluitend pagina 7 eerste alinea alsmede naar het dictum. Ik moge u dan ook verzoeken om uw cliënte te bewegen om aan de inhoud van mijn exploot van 17 februari a.s. te voldoen.....”
e) Bij vonnis van 31 maart 2005 heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam [ ] voordeeld om de gerechtsdeurwaarder schriftelijk te verzoeken om verdere uitvoering van de opdracht tot executie te doen staken en [ ] veroordeeld na te laten om een opdracht tot het nemen van executiemaatregelen te geven zolang zij daarvoor geen executoriale titel heeft. De voorzieningenrechter heeft daartoe samengevat overwogen dat klaagster in het vonnis van 9 december 2003 niet is veroordeeld tot betaling van een concreet bedrag anders dan de proceskosten die zijn voldaan, zodat genoemd vonnis geen executoriale titel opleverde op grond waarvan executiemaatregelen konden worden getroffen.
f) Bij exploot van 8 april 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster betekend een rectificatie van het exploot van 17 februari 2005 en dit exploot ingetrokken en buiten effect gesteld.
2. De klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij bevel doet en de executie aanzegt terwijl daarvoor geen executoriale titel aanwezig is. Daarnaast verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij de ene dag mondeling mededeelt dat een herstelexploot zal worden betekend en de dag daarna schriftelijk kenbaar maakt dat het door hem gedane bevel juridisch juist is.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Hij is samengevat van mening dat hij heeft voldaan aan zijn ministerieplicht en dat het door hem gedane bevel tot betaling van het in het exploot genoemde bedrag juridisch juist is.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 In deze zaak geldt als uitgangspunt dat een gerechtsdeurwaarder naast zijn ministerieplicht een eigen verantwoordelijkheid heeft bij de beoordeling van de wettelijke vereisten waaraan een exploot dient te voldoen. De gerechtsdeurwaarder diende derhalve na te gaan in hoeverre de hem ter hand gestelde stukken een grond boden voor het in het exploot van 17 februari 2005 gedane bevel tot betaling.
4.2 Naar het oordeel van de Kamer had de gerechtsdeurwaarder in dit geval al na marginale toetsing kunnen zien dat geen van de door hem betekende stukken een toereikende legitimatie bood voor het door hem gedane bevel tot betaling, behoudens de proceskostenveroordeling. Dat volgt inmiddels ook uit het vonnis van de voorzieningenrechter. Dat de rechtbank in haar vonnis van 9 december 2003 heeft overwogen dat de aan [ ] toegekende financiële tegemoetkoming adequaat en redelijk was kan bezwaarlijk worden gelezen als een veroordeling tot betaling daarvan. Dit had de gerechtsdeurwaarder moeten weten.
5. Op grond van het voorgaande dient de klacht gegrond te worden verklaard. Naar het oordeel van de Kamer is er aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan, zodat wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klacht gegrond;
? legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.