ECLI:NL:GHAMS:2006:AX8457

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21/06 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtprocedure tegen gerechtsdeurwaarder wegens onjuist aangeschreven onderneming

In deze tuchtprocedure heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. De zaak betreft een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder, die volgens de klager onterecht de verkeerde onderneming had aangeschreven. De klager, die zelf een eenmanszaak heeft, stelde dat de gerechtsdeurwaarder hem aansprakelijk stelde voor een vordering van een andere onderneming, terwijl hij daar niets mee te maken had. De klager had eerder verzet aangetekend tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die de klacht van de klager ongegrond had verklaard.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 27 april 2006 heeft de klager zijn standpunt toegelicht, terwijl de gerechtsdeurwaarder niet aanwezig was. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder erkende de verkeerde onderneming te hebben aangeschreven, maar dat er geen verdere stappen waren ondernomen, zoals een dagvaarding. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de kamer voor gerechtsdeurwaarders overgenomen, aangezien partijen daartegen geen bezwaar hadden gemaakt.

Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder had moeten verifiëren of hij de juiste onderneming had aangeschreven na het telefonisch contact met de klager. Het hof verklaarde het verzet van de klager gegrond, vernietigde de eerdere beslissing van de voorzitter en verklaarde de klacht gegrond, maar legde geen maatregel op aan de gerechtsdeurwaarder. De beslissing van het hof bevestigde daarmee de eerdere vaststelling van de kamer, maar zonder oplegging van een sanctie.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 1 juni 2006 in de zaak onder rekestnummer 21/06 GDW van:
[...],
wonende te [...],
APPELLANT,
t e g e n
[...],
gerechtsdeurwaarder te [...],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. H. Manten.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 4 januari 2006 ingekomen een verzoekschrift - met één bijlage - van de zijde van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 6 december 2005, waarbij de klacht van appellant tegen geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de gerechtsdeurwaarder.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 27 januari 2006 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 april 2006. Klager is verschenen; hij heeft het woord gevoerd. De gerechtsdeurwaarder is – met bericht van verhindering – niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij arrogant heeft gehandeld door te blijven volharden in het standpunt dat klager voor de vordering van [...] B.V. aansprakelijk was.
4.2. Voorts wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij de bedrijfsgegevens van de eenmanszaak van klager heeft opgevraagd bij de Kamer van Koophandel, terwijl klager niets met deze kwestie van doen had.
4.3. Ten slotte verzoekt klager het hof de gerechtsdeurwaarder een boete op te leggen ten bedrag van € 650,--, zijnde de door klager gemaakte kosten, exclusief de kosten van deze procedure. Klager verwijst hiervoor naar de informatie zoals verstrekt door de kamer.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder kan erkennen dat hij de verkeerde onderneming heeft aangeschreven. Bij de aanschrijving is het echter gebleven. Er is nimmer overgegaan tot dagvaarding van klager.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan welandere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Het verzoek van klager om de gerechtsdeurwaarder een boete op te leggen ten bedrage van en ter vergoeding van de door klager gemaakte kosten zal het hof passeren, reeds omdat in de onderhavige tuchtprocedure hiervoor geen plaats is. Het hof voegt hieraan toe dat als er al een boete opgelegd zou worden, deze boete gelet op het bepaalde in artikel 43 lid 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet, waarvan de tekst voor zover van belang luidt:
“De opgelegde boete komt ten bate van de Staat.” ,
niet ten bate van klager kan komen.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bevestigt de beslissing van de kamer.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 1 juni 2006 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 6 december 2005 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 201.2005 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 5 april 2005 (zaaknummer 47.2005) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) ingediende klacht.
Bij brief van 25 april 2005 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.
Bij brief ingekomen op 2 mei 2005 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.
Bij brief van 19 oktober 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2005 alwaar klager is verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 6 december 2005.
2. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder heeft toegegeven per abuis de verkeerde onderneming te hebben aangeschreven en dat daarmee vast staat dat de gerechtsdeurwaarder een fout heeft gemaakt. In tegenstelling tot wat de gerechtsdeurwaarder beweert heeft hij de gerechtsdeurwaarder veelvuldig telefonisch benaderd. Klager verzoekt de Kamer de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een aan hem toe te kennen geldboete op te leggen.
3. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat klager in zijn verzet kan worden ontvangen.
4. De beoordeling van de gronden van het verzet
De Kamer is van oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven en dient te worden vernietigd.
5. De beoordeling van de klacht.
5.1 In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder -voor zover in verzet nog van belang- arrogant handelen. De gerechtsdeurwaarder bleef volharden in het standpunt dat klager voor de vordering van [ ] aansprakelijk was, hoewel hij heeft geprobeerd de gerechtsdeurwaarder op andere gedachten te brengen.
5.2 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend abusievelijk de gegevens van de eenmanszaak van klager te hebben opgevraagd welke met deze kwestie niets van doen had. De Kamer acht het aannemelijk dat klager telefonisch contact heeft opgenomen met (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Dat er geen "geen telefonisch contact met [ ] " is geweest, als door de gerechtsdeurwaarder in zijn inleidende verweerschrift gesteld, laat onverlet de mogelijkheid dat er telefonisch contact is opgenomen door klager zelf of zijn echtgenote.
Ter zitting heeft klager daartoe onweersproken gesteld op 13 december 2004 om 13.00 uur telefonisch contact met het kantoor te hebben opgenomen.
5.3 Alhoewel de Kamer het met de voorzitter eens is dat niet elke vergissing of fout tot tuchtrechtelijk laakbaar handelen leidt, had het in dit geval naar het oordeel van de Kamer op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen na het telefonisch contact te verifiëren of door of namens hem wel de juiste onderneming of persoon werd aangeschreven. De klacht is derhalve terecht voorgesteld en dient gegrond te worden verklaard.
5.3 De Kamer acht geen termen aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan. Het verzoek van klager met betrekking tot het opleggen van een aan hem toe te kennen boete zal de Kamer passeren, reeds daarom omdat de Gerechtsdeurwaarderswet deze maatregel niet kent. Een eventueel op te leggen boete vervalt namelijk aan de Staat.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart het verzet gegrond;
? vernietigt de beslissing van de voorzitter van 5 april 2005;
? verklaart de klacht gegrond;
? laat het opleggen van een maatregel achterwege.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.A.H. Melissen, en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll:.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.