GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijfde Meervoudige Belastingkamer
op het beroep van de vennootschap onder firma V.O.F. X te Z, belanghebbende,
twee uitspraken van de heffingsambtenaar van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verweerder.
1.1. Belanghebbende heeft op 20 oktober 2003 een beroepschrift ingediend, aangevuld bij brieven van 3 november en 29 december 2003, elk met een bijlage. Het beroep is gericht
- tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 12 september 2003, betreffende een aantal - op één biljet met dagtekening 31 mei 2003 en met nummer 400 verenigde - aan belanghebbende opgelegde aanslagen waterschapsbelasting (eigenarenbelasting, omslagen gebouwd en ongebouwd) voor het jaar 2003, en
- tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 1 december 2003 en verzonden op 8 december 2003, betreffende een aantal - op één biljet met dagtekening 30 juni 2003 en met nummer 476 - aan belanghebbende opgelegde aanslagen waterschapsbelasting (eigenarenbelasting, omslagen ongebouwd) voor het jaar 2003.
Tegen eerstgenoemde aanslagen heeft belanghebbende op 1 juli 2003 en tegen de laatstgenoemde aanslagen heeft zij op 22 juli 2003 een bezwaarschrift ingediend. Bij de bestreden uitspraken heeft verweerder de bezwaarschriften ongegrond verklaard.
1.2. In beroep verzoekt belanghebbende om de aanslagen te verlagen en om verweerder te veroordelen in haar proceskosten.
1.3. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert daarin dat belanghebbende terecht en correct is aangeslagen.
1.4. Ter zitting van 4 november 2004 zijn verschenen Q, een van de vennoten van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van R en, namens verweerder, (...).
Q heeft een pleitnota voorgelezen en met 3 tekeningen overgelegd. Hij heeft mondeling een toelichting op de tekeningen gegeven. Voorts heeft hij een kaart met als onderwerp “onderzoek omslagklassen” (concept; tekeningnummer 9417/001) overgelegd. Verweerder heeft van de stukken kunnen kennisnemen en heeft zich erover kunnen uitlaten. Het Hof rekent de stukken tot de gedingstukken.
Verweerder heeft een pleitnota voorgelezen en overgelegd. Voorts heeft hij de “overzichtskaart DHP001” overgelegd. Belanghebbende heeft van de stukken kunnen kennisnemen en heeft zich erover kunnen uitlaten. Het Hof rekent ook deze stukken tot de gedingstukken. Met instemming van partijen is het beroep gelijktijdig behandeld met dat van RR B.V., gemeente ZZ, welk beroep bij het Hof is geadministreerd onder kenmerk 04/00390.
1.5. Op 11 november 2004 is ter griffie een brief van verweerder met dagtekening 10 november 2004 ingekomen welke brief in kopie en ter informatie aan deze uitspraak is gehecht. Het Hof ziet in de brief geen aanleiding het onderzoek te heropenen.
2. Het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft een aantal verordeningen vastgesteld die hieronder gedeeltelijk zijn opgenomen.
2.1. De Omslagverordening Hollands Noorderkwartier 2003 (hierna: de Omslagverordening) luidt, voor zover in casu van belang, als volgt:
“Artikel 1
Ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taken die aan het hoogheemraadschap zijn opgedragen worden per taak, onder de naam “omslagen”, drie directe belastingen geheven:
1. de omslag ongebouwd;
2. de omslag gebouwd;
3. de omslag ingezetenen.
(...)
Artikel 8
(...)
3. Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening 2003 bedragen de tarieven van de omslagen voor het belastingjaar 2003:
(...)
voor de zorg voor het kwantitatief oppervlaktewaterbeheer:
- ongebouwd : € 79,84 per hectare
- gebouwd : € 0,39 per eenheid economische waarde van € 2.268,--“
Artikel 15
(…)
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003.
2.2. De Omslagklassenverordening Waterkwantiteitsbeheer 2003 (hierna: de Omslagklassenverordening) vindt eveneens toepassing met ingang van het jaar 2003. Artikel 2 van de Omslagklassenverordening luidt, voor zover in casu van belang, als volgt:
“1. Voor de heffing van omslag voor het waterkwantiteitsbeheer van ongebouwde eigendommen wordt het taakgebied ingedeeld in vier omslagklassen, te weten:
a. omslagklasse AI: omvattende de ongebouwde onroerende zaken die niet gelegen zijn in de omslagklassen AII, AIII of AIV;
b. omslagklasse AII: omvattende de ongebouwde onroerende zaken met een matig belang bij het waterkwantiteitsbeheer door het hoogheemraadschap;
(...)
2. Voor de heffing van omslag voor het waterkwantiteitsbeheer van gebouwde eigendommen wordt het taakgebied ingedeeld in drie omslagklassen, te weten:
a. omslagklasse BI: omvattende de gebouwde onroerende zaken die niet gelegen zijn in de omslagklassen BII en BIII;
b. omslagklasse BII: omvattende de gebouwde onroerende zaken met een gering belang bij het waterkwantiteitsbeheer door het hoogheemraadschap;
(...)
3. De gebieden van de omslagklassen zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten met de aanduiding DHP001 en DHP002.”
Artikel 3, eerste lid, van de Omslagklassenverordening bepaalt dat de ongebouwde onroerende zaken waarvoor omslagklasse AI geldt, voor 100% in de omslagheffing worden betrokken en dat de vermenigvuldigingsfactor op de heffingsmaatstaf 1,0 bedraagt. Ongebouwde zaken in omslagklasse AII worden voor 50% in de heffing betrokken, uitkomende op een vermenigvuldigingsfactor van 0,5.
Artikel 4, eerste lid, van de Omslagklassenverordening bepaalt dat de gebouwde onroerende zaken waarvoor omslagklasse BI geldt, voor 100% in de omslagheffing worden betrokken en dat de vermenigvuldigingsfactor op de heffingsmaatstaf 1,0 bedraagt. Gebouwde zaken in omslagklasse BII worden voor 25% in de heffing betrokken, uitkomende op een vermenigvuldigingsfactor van 0,25.
2.3. In de Toelichting bij de Omslagklassenverordening staat onder meer het volgende:
“Omslagklassen voor het waterkwantiteitsbeheer
(...)
Algemeen
In de oude situatie (Hof: voor de hierna genoemde fusie) waren omslagklassen mede gebaseerd op het gescheiden beheer van boezemwater en overig oppervlaktewater. Door de vorming van het nieuwe hoogheemraadschap komen het boezembeheer en het overige kwantitatieve oppervlaktewaterbeheer in één hand. Dat betekent dat het onderscheid boezembeheer - overig kwantiteitsbeheer in de nieuwe situatie niet langer relevant is voor de mate van belang bij het waterkwantiteitsbeheer.
(...)
Het voorgaande betekent dat er in de nieuwe situatie feitelijk en juridisch geen verschil meer bestaat tussen kleinschalig en grootschalig kwantiteitsbeheer. Hierop gebaseerde belangenverschillen - met bijbehorende omslagklassen - zijn dan ook niet aan te geven. Alleen verschillen in belang bij het waterkwantiteitsbeheer in het algemeen kunnen dan ook nog reden vormen voor instelling van omslagklassen.
De vorming van een nieuw hoogheemraadschap en de schaalvergroting die daarvan het gevolg is maken het noodzakelijk ook de overige normen die de voormalige waterschappen voor instelling van omslagklassen hanteerden kritisch te bezien. Het instellen van omslagklassen dient immers in het gehele gebied van het hoogheemraadschap uniform te geschieden. Om die reden is het niet gewenst de omslagklassenindelingen van de oude waterschappen in de nieuwe situatie zonder meer over te nemen en uit te breiden tot het hele hoogheemraadschap. Voor het nieuwe hoogheemraadschap dient daarom een nieuw stelsel van omslagklassen te worden ontwikkeld, op basis van normen die in het gehele gebied toepasbaar zijn. Daarbij dient een globale benadering voorop te staan. Een al te gedetailleerde omslagklassenindeling komt de inzichtelijkheid van de belastingheffing niet ten goede en veroorzaakt hogere perceptiekosten.
De klassen
In het voorgaande is aangegeven dat het belang van de onroerende zaken bij de waterbeheersing door het nieuwe hoogheemraadschap in het gehele taakgebied ongeveer gelijk moet worden geacht. Het hoogheemraadschap verzorgt in het gehele gebied de waterbeheersing tot een ongeveer gelijk serviceniveau, afgestemd op ligging, grondsoort, grondgebruik e.d. Dit houdt in dat alleen in bijzondere situaties, waarin het belang bij de waterbeheersing door het hoogheemraadschap aanzienlijk minder is of geheel ontbreekt, nog aanleiding voor omslagclassificatie is.
In het taakgebied van het hoogheemraadschap geldt dit voor de volgende gebieden:
1. Natte veenweidegebieden. (...)
2. Duingebieden. (...)
3. Gebieden die niet door het hoogheemraadschap worden bemalen, maar die hun regen- of afvalwater via de gemeentelijke riolering en de zuiveringsinstallaties van het hoogheemraadschap lozen op oppervlaktewater. (...)
4. Gebieden die niet door het waterschap worden bemalen, waar geen voorzieningen aanwezig zijn en die ook anderszins geen of vrijwel geen belang hebben bij het waterkwantiteitsbeheer van het hoogheemraadschap. (...)
Vrijlozende gebieden
In de oude situatie kenden enkele waterschappen omslagklassen voor zg. vrijlozende gebieden. Daarbij gaat het om gebieden die niet door het waterschap bemalen werden, maar rechtstreeks lozen op de boezem van het voormalige hoogheemraadschap. Dit betreft het zg. vrijlozende gebied ten zuiden van Den Helder en de vrijlozende gebieden en polders in het kustgebied, die bij de voormalige waterschappen Hollands Kroon en (...) in een gereduceerde omslagklasse waren ingedeeld. Omdat in de nieuwe situatie geen verschil meer bestaat tussen polder- en boezembemaling, vervallen ook de daarop gebaseerde omslagklassen.
(...)
Nadere onderbouwing
In het kader van de voorbereidingsprocedure is aan een extern adviesbureau opdracht verstrekt de juistheid van de gekozen aannames te controleren. Het bureau, Arcadis, heeft daartoe op basis van de methode-Oldambt een analyse opgesteld van de kosten van het waterkwantiteitsbeheer per deelgebied binnen het hoogheemraadschap, rekening houdend met het grondsoort/grondgebruik en het aanwezige waterstaatkundige voorzieningenniveau en met uitzondering van het duingebied. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat alleen bij het zg. natte veenweidegebied (...) het belang bij het waterkwantiteitsbeheer zodanig minder (ca. 50%) is dan gemiddeld, dat instelling van een omslagklasse hiervoor gewenst is. Voor alle andere typen grondsoort/grondgebruik en daarmee verband houdende kosten van waterstaatkundige voorzieningen geldt dat het belang ruimschoots valt binnen een marge van 25% onder of boven het gemiddelde kostenniveau. Op grond daarvan worden geen andere omslagklassen vastgesteld.
Voor een meer uitvoerige toelichting wordt verwezen naar het door Arcadis uitgebrachte rapport (d.d. 11 november 2002 (...)). Het rapport behoort bij en wordt geacht deel uit te maken van deze toelichting.”
3. Tussen partijen vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende oefent een bloembollenkwekersbedrijf uit en is eigenaar van een aantal in de gemeenten Z en ZZ gelegen percelen grond (ongebouwde onroerende zaken) en de gebouwde onroerende zaak A-straat 16 te Z. Om in natte perioden water af te voeren en om in droge perioden water aan te voeren, gebruikt belanghebbende vijf gemalen. Belanghebbende heeft de gemalen aangeschaft en de gemalen worden door belanghebbende onderhouden, bediend, afgesteld en schoongehouden. De daarmee gemoeide kosten draagt belanghebbende zelf.
3.2. Tot 1 januari 2003 vielen de - onder 3.1 genoemde - eigendommen van belanghebbende in het beheergebied van het waterschap Hollands Kroon (hierna: HK) en het hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier (hierna: USHN). HK was belast met kleinschalig waterkwantiteitsbeheer (peilbeheer). USHN was belast met grootschalig waterkwantiteitsbeheer (boezembeheer).
Vanaf 1 januari 2003 vallen de eigendommen van belanghebbende in het beheergebied van het waterschap HHNK. HHNK is per 1 januari 2003 ontstaan door een fusie van zes waterschappen in Noord-Holland, waaronder HK en USHN. De eigendommen van belanghebbende liggen in zogenoemde vrijlozende gebieden, rechtstreeks lozend op het boezemwater in beheer bij HHNK (en destijds USHN) en ook wel vrij afwaterende gebieden genoemd. De taak van HHNK omvat alle taken van de opgeheven waterschappen: waterbeheersing, waterkering en wegenbeheer.
3.3. HK bemaalde de percelen van belanghebbende niet. HHNK doet dat evenmin.
3.4. Wegens het verminderde belang bij het peilbeheer had HK voor de ongebouwde onroerende zaken in vrij afwaterend gebied een gereduceerde omslagklasse ingesteld (omslagklasse 3: gebied waarin voorzieningen van het waterschap aanwezig zijn, maar dat niet door HK wordt bemalen). Op grond hiervan werd op de heffingsmaatstaf voor de ongebouwde eigendommen van belanghebbende een correctiefactor van 0,52 toegepast. Dat hield in dat deze eigendommen voor 52% in de omslagheffing werden betrokken. Daarnaast werden de eigendommen van belanghebbende aangeslagen door USHN in verband met de bemaling door belanghebbende vanaf of op het boezemwater dat bij USHN in beheer was.
3.5. De op het biljet met nummer 400 vermelde aanslagen belopen in totaal € 1.638,95. Dat bedrag is - kort gezegd - als volgt opgebouwd:
- voor het gebouwde eigendom A-straat 16 te Z: € 0,39 (factor 1,0) voor waterbeheersing en € 0,25 (factor 1,0) voor waterkering (beiden per eenheid economische waarde van € 2.268), in totaal € 79,36.
- voor de ongebouwde eigendommen: € 79,84 (factor 1,0) per hectare voor waterbeheersing en € 4,60 (factor 1,0) per hectare voor waterkering, in totaal € 1.559,59.
3.6. De op het biljet met nummer 476 vermelde aanslagen betreffen enkel ongebouwde eigendommen. De aanslagen belopen in totaal € 1.289,49. Dat bedrag is - kort gezegd - als volgt opgebouwd: € 79,84 (factor 1,0) per hectare voor waterbeheersing en € 4,60 (factor 1,0) per hectare voor waterkering en € 7,96 (factor 1,0) per hectare voor wegenbeheer.
3.7. In het beroepschrift schrijft belanghebbende onder meer het volgende:
“Per 1 januari 2003 zijn zes waterschappen in Noord-Holland gefuseerd tot het hoogheemraadschap “Hollands Noorderkwartier”. Hoewel “Hollands Noorderkwartier” uitgaat van dezelfde berekeningswijze (methode Oldambt) heeft het bestuur besloten geen omslagklasse in te stellen voor het onbemalen gebied, zodat wij nu 100% x tarief moeten betalen.
Dit betekent voor ons een kostenstijging ten opzicht van 2002 van 71%.
In 2002 betaalden wij voor waterbeheersing 52% x 89,88 (...) = 1.495,68 euro
In 2003 100% x 79,84 (...) = 2.551,88 euro
Verschil 1.059,20 euro.
(...)
Overleg met het hoogheemraadschap heeft geleid tot de volgende afspraken:
Deze zaak is representatief voor een aantal bedrijven met gelijkluidende bezwaren. Een lijst met namen van die bedrijven is bijgevoegd. (Bijlage 7)”
3.8. In het onder 2.3 genoemde rapport van Arcadis (getiteld “Onderbouwing omslagklassen waterkwantiteit") staat onder meer het volgende:
“Tabel 16 Gezamenlijke begroting voor waterbeheer in ongebouwd, waterschappen Hollands Noorderkwartier.
Onderdeel Aandeel Kosten
Kapitaalkosten 20% € 2.680.000
Exploitatiekosten 80% € 10.720.000
Begroting waterschappen € 13.400.000
(…) De hoge gronden, ca. 11 500 ha (…) brengen ? 250.000 van de kosten voor waterbeheer op. De overige kosten, ? 13.150.000 wordt dus gemaakt in het vrij afwaterende en bemalen gebied van Hollands Noorderkwartier.
In onderstaande tabel wordt de kostentoedeling voor alle klassen binnen de categorie ongebouwd weergegeven.
Tabel 17. Eindresultaat kostentoedeling ongebouwd met 5 landgebruikstypen (Hof: weergegeven voorzover van belang).
kostentoedeling per ha vrij afwaterend … (Hof: gemiddeld)
kosten/ha € 44 … € 88,10
eindpercentage t.o.v. gemiddelde 50% … 100%
(...) De interpretatie van deze tabel dient met de nodige voorzichtigheid te geschieden.
Afhankelijk van de vaststelling van de uitgangspunten zullen de resultaten iets veranderen.
(…) Het beeld dat tabel 17 aantoont is dat er rondom de gemiddelde kosten voor waterbeheer (gesteld op 100%) in het gebied een spreiding te vinden is van circa [accentuering door Hof] 50% tot 114%.
In de tabel komt het vrij afwaterend gebied relatief goedkoop naar voren, (...). De oorzaken hiervoor liggen in het ontbreken van bemalingskosten, in combinatie met relatief weinig open water voor het vrij afwaterend gebied en het verwaarlozen van de kosten voor wateraanvoer. (...)
Voor de klassen ‘vrij afwaterend’ (...) kan verder aangevoerd worden dat hier de kosten voor wateraanvoer aanzienlijk zijn. Omdat deze kosten in dit onderzoek niet meegenomen zijn, zouden bij een nadere detaillering de percentages voor deze gebieden nog iets toenemen.”
In geschil is of de aanslagen, voor zover zij op waterkwantiteitsbeheer (= waterbeheersing) betrekking hebben, naar het juiste bedrag zijn opgelegd. Er bestaat geen geschil over de aanslagen voor zover zij op waterkering en wegenbeheer betrekking hebben.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken. Ter zitting hebben partijen daaraan - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Belanghebbende:
Ik besef dat ik mijn beroepschrift, voor zover het is gericht tegen de op 8 december 2003 verzonden uitspraak van verweerder, voortijdig heb ingediend. Ik had een vooruitziende blik. Er ligt dus een praktische reden aan ten grondslag.
(Naar aanleiding van de opmerking van de voorzitter dat belanghebbende om vermindering van de aanslagen tot 52% heeft verzocht, maar daarbij vergeet dat zij over het jaar 2002 deels ook 100% betaalde): Dat klopt. Het waterschap heeft echter geen investeringen gedaan. Er is daar maar één persoon gedurende 2 dagen per week werkzaam. Voor de fusie werkte hij nog fulltime. Het waterschap maakt geen kosten in het gebied en toch moet ik de volle mep betalen. Het percentage van 52 was destijds ook al te hoog. 25 zou een mooi percentage zijn. Het gaat me om de aanslagen waterbeheersing.
Voor de fusie zag ik de bui al hangen. Gedeputeerde Staten wilden de verordening niet onverbindend verklaren. Ik betaal twee keer voor hetzelfde werk. Over het jaar 2004 betalen we nog steeds 100%, maar het is uiteindelijk wel een lager bedrag dan over 2003.
Het zeeniveau is soms lager en soms hoger dan de boezem. De polders liggen lager dan de boezem, maar bij ons moet water ingepompt worden. Daarmee heeft Arcadis geen rekening gehouden. Wij hebben er wel kosten aan.
Verweerder noemt de kosten voor het aanvoeren van water vrij aanzienlijk, maar die kosten vallen best mee voor hem.
Verweerder:
Het gaat alleen om deze zaak en de zaak met kenmerk 04/00390. Mijn toezegging dat iedereen de uitkomst van de zaak van V.O.F. X volgt, staat nog.
Indien het beroep, voor zover het is gericht tegen de uitspraak met dagtekening 12 september 2003, gegrond wordt verklaard, zal ik belanghebbende ambtshalve gelijk geven in de zaak waarin ik de uitspraak op 8 december 2003 heb verzonden.
De aanslagen betreffen een aantal ongebouwde eigendommen en één gebouwd eigendom. Ook voor het gebouwde eigendom betaalde belanghebbende voorheen 52% en dient zij met ingang van 2003 100% te betalen.
Het zeeniveau is soms lager en soms hoger dan de boezem. Het inlaten van water is een kwestie van het openzetten van de sluizen. Vrijlozend is hetzelfde als vrij afwaterend.
Er moet zoet water naar de percelen van V.O.F. X gepompt worden. Arcadis heeft geen onderzoek gedaan naar boezemwater.
Wij moeten water aanvoeren, waar belanghebbende vervolgens weer wat mee doet. De kosten daarvoor zijn vrij aanzienlijk.
Belanghebbende vindt 25 een mooi percentage. Echter, de kosten waren ca. 67% en de omslagklasse was 52%. Een percentage van 25 is dan niet reëel. Wij sluiten geen privaatrechtelijke overeenkomsten met belastingplichtigen.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Voor zover het beroep is gericht tegen de bestreden uitspraak met dagtekening 1 december 2003, die op 8 december 2003 aan belanghebbende is verzonden, verklaart het Hof het niet-ontvankelijk. Artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt namelijk dat, in afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de termijn voor het instellen van beroep aanvangt met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur (hier: verweerder), tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Het beroepschrift is ingediend op 20 oktober 2003, vóór de dagtekening en vóór de bekendmaking van de uitspraak en derhalve vóór de aanvang van de beroepstermijn. Naar het oordeel van het Hof is er geen reden om niet-ontvankelijkverklaring op grond van artikel 6:10, eerste lid, van de Awb achterwege te laten.
6.2. In het verweerschrift heeft verweerder gesteld dat de eigendommen van belanghebbende volgens de nieuwe omslagklassenindeling vanaf 1 januari 2003 niet langer in een gereduceerde omslagklasse zijn ingedeeld en sindsdien door HHNK voor 100% in de omslagheffing worden betrokken. In zijn pleitnota schrijft verweerder dat belanghebbende voor 100% meedraagt in de kosten van de taak waterbeheersing.
Verweerder heeft de aanslagen dan ook opgelegd overeenkomstig de verordeningen en de daarbij behorende kaarten met de factor 1,0 (zie 2.2, 3.5 en 3.6). Het Hof neemt daarbij aan dat de kaart voor gebouwde eigendommen niet noemenswaardig afwijkt van kaart DHP001 voor de categorie ongebouwd
6.3.1. Onder verwijzing naar de omslagklasse van 52% die HK vóór 2003 voor belanghebbendes onroerende zaken hanteerde en de specifieke hoedanigheid en ligging van die zaken, heeft belanghebbende gesteld dat de aanslagen tot (bijvoorbeeld) 52% verminderd moeten worden. Met betrekking tot deze stelling zal het Hof allereerst de vraag beantwoorden of het terecht is dat HHNK voor het gebied waarin belanghebbendes eigendommen zijn gelegen geen omslagklasse heeft ingesteld waarbij een vermenigvuldigingsfactor van minder dan 1,0 geldt.
6.3.2. Artikel 120, zevende lid, van de Waterschapswet (tekst 2003) luidt als volgt:
“Met betrekking tot de bepaling van de heffingsmaatstaf, bedoeld in het eerste of tweede lid, kan het algemeen bestuur een verordening vaststellen, waarin omslagklassen voor onroerende zaken worden ingesteld om te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen. Voorzover zodanige verschillen leiden tot een verschil in belang van meer dan 50% (...) wordt dat verschil in elk geval aangemerkt als onevenredig (...).”
In Kamerstukken II 1998/99, 26 235, nr. 3, blz. 14-15 staat over omslagklassen onder meer het volgende:
“Aan (...) jurisprudentie valt te ontlenen dat een gebleken verschil in belang van 50% of meer in elk geval valt aan te merken als evenredig (Hof: lees onevenredig), zodat alsdan het instellen van een of meer omslagklassen geboden moet worden geacht. In principe is het waterschapsbestuur vrij om ook een wat lager percentage aan te merken als onevenredig (en dus als grond tot classificatie).
Dat neemt niet weg dat het uitgangspunt blijft dat er geen omslagklassen zijn. Van de kant van zowel het bestuur van de Unie van Waterschappen als het Interprovinciaal Overleg is dan ook beklemtoond dat - ook uit een oogpunt van doorzichtigheid en eenvoud van het waterschappelijk belastingstelsel - het middel van de instelling van omslagklassen met de nodige terughoudendheid zou moeten worden gehanteerd.”
6.3.3. Belanghebbende heeft - zo verstaat het Hof - gesteld dat haar ongebouwde en gebouwde eigendommen, gelegen in vrij afwaterend gebied, zijnde een waterstaatkundig als eenheid te duiden gebied, een matig respectievelijk gering belang bij het waterkwantiteitsbeheer door HHNK hebben. Zij heeft daarbij verwezen naar de omslagklassenindeling die HK hanteerde en die ertoe leidde dat op haar ongebouwde eigendommen een correctiefactor van 52% werd toegepast. Belanghebbende heeft uiteengezet wat de specifieke hoedanigheid en ligging van deze eigendommen behelzen. Daartegen heeft verweerder verwezen naar de onder 2.3 opgenomen toelichting en het onder 3.8 geciteerde rapport van Arcadis.
Uit het cijfermatig overzicht in dat rapport (tabel 17) blijkt dat van de totale kosten voor water(kwantiteits)beheer iets minder dan 50% aan ongebouwd vrij afwaterend gebied is toe te rekenen. Daarvan uitgaande heeft het vrij afwaterend gebied een minder dan gemiddeld belang bij het door HHNK te verrichten waterkwantiteitsbeheer. Arcadis heeft dit mindere belang gekwantificeerd op € 44 per hectare terwijl de gemiddelde kosten uitkomen op € 88,10. In zoverre is er sprake van een belang van (iets) minder dan 50%.
Arcadis heeft gesteld dat "de interpretatie van deze tabel met de nodige voorzichtigheid dient te geschieden" en dat voor de klassen "vrij afwaterend" "de kosten voor wateraanvoer aanzienlijk zijn". Volgens verweerder blijkt hieruit ‘dat het belang bij de totale waterkwantiteitstaak, zoals die thans door HHNK wordt uitgevoerd voor de vrij afwaterende gebieden, ruim hoger is dan 50%’. Doch deze algemeen verwoorde passage geeft naar het oordeel van het Hof onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat het belang bij het waterkwantiteitsbeheer voor de ongebouwde onroerende zaken in vrij afwaterend gebied meer dan 50% is, laat staan dat daarmee iets onderbouwd is voor gebouwde onroerende zaken.
Dit geldt zeker nu op blz. 9 van het Arcadis-rapport ook de volgende passage voorkomt:
"Geen rekening gehouden met wateraanvoer en boezembeheer
De kosten voor voorzieningen voor wateraanvoer zijn over het algemeen zeer gering in verhouding tot de voorzieningen voor waterafvoer. Deze zijn voor dit onderzoek niet meegenomen. De kosten voor wateraanvoer zullen bij met name de klassen 'vrij afwaterend' en 'fijn peilbeheer' leiden tot (iets) hogere kosten. Voor vrij afwaterend geldt dat het water vanuit de boezem opgepompt moet worden."
Met het rapport heeft verweerder dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de niet gekwantificeerde kosten van het waterkwantiteitsbeheer in vrij afwaterend gebied (met betrekking tot ongebouwde en gebouwde eigendommen) voor HHNK ‘aanzienlijk’ zijn en van betekenende invloed op de uitkomsten van het onderzoek.
Het ligt op de weg van HHNK om bij het constateren van een berekend verschil van meer dan 50%, hetzij voor het vrij afwaterend gebied een afzonderlijke omslagklasse in te stellen, hetzij de kosten voor wateraanvoer ten aanzien van dit gebied nader te kwantificeren.
6.3.4. Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat de ongebouwde eigendommen van belanghebbende ten aanzien van de omslagheffing voor het waterkwantiteitsbeheer ten onrechte zijn ingedeeld in klasse AI (met factor 1,0), en niet in klasse AII (matig belang), waarvoor de factor 0,5 geldt. Het Hof zal dan ook de aanslagen verminderen tot de helft van het bedrag waarvoor deze zijn opgelegd. Voor A-straat 16 geldt dienovereenkomstig de omslagklasse BII (gering belang) waarvoor de factor 0,25 geldt.
Zulks leidt tot aanslagen in de omslagheffing voor waterkwantiteitsbeheer voor de ongebouwde onroerende zaken van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 737,31 en een aanslag in de omslagheffing gebouwd tot een bedrag van € 12,15 voor A-straat 16.
Het Hof acht termen aanwezig voor de veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb en wel tot het bedrag van de reiskosten per openbaar vervoer, uitkomende op een geschat bedrag van € 40. Andere kosten heeft belanghebbende niet gesteld.
Het Hof
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de bestreden uitspraak met dagtekening 1 december 2003;
- verklaart het beroep gegrond voorzover gericht tegen de uitspraak met dagtekening 12 september 2003;
- vernietigt de uitspraak met dagtekening 12 september 2003 van verweerder;
- vermindert de omslagen ongebouwd voor kwantitatief oppervlaktewaterbeheer als vermeld op het aanslagbiljet met dagtekening 31 mei 2003 en nummer 400 tot een totaal bedrag van € 737,31 en de omslag gebouwd voor kwantitatief oppervlaktewaterbeheer tot € 12,15;
- gelast het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het griffierecht ad € 232 aan belanghebbende te vergoeden en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 40, te betalen door het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
De uitspraak is vastgesteld op 15 mei 2006 door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, P.F. Goes en R.G. Kemmers, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Schaik als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.