In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 december 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2006. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1966, werd beschuldigd van doodslag op [slachtoffer], geboren op [geboortedag 2] 1918, die op 17 juni 2005 overleed na door de verdachte met een zware vaas op het hoofd te zijn geslagen. De tenlastelegging omvatte zowel de doodslag als diefstal van een geldbedrag van € 44.000,- uit de woning van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat de doodslag wettig en overtuigend bewezen is. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het hof verwierp dit verweer als disproportioneel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 8 jaar, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden. Het hof heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen goederen aan de nabestaanden van het slachtoffer en heeft de verbeurdverklaring van de gebruikte vaas bevolen. De uitspraak is gedaan door de 1e meervoudige strafkamer van het gerechtshof.