GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[A],
wonende te Amsterdam,
APPELLANT,
procureur: mr. J.H.N. Peters,
de stichting WONINGSTICHTING NIEUW AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. F. Swart.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [A] en Nieuw Amsterdam genoemd.
Bij exploot van 14 juli 2005 is [A] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam van 16 juni 2005, in kort geding onder rolnummer 315715/KG 05-909 AB gewezen tussen Nieuw Amsterdam als eiseres en [A] als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.
Bij memorie van grieven heeft [A] overeenkomstig de appeldagvaarding tegen het vonnis waarvan beroep acht grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vordering van Nieuw Amsterdam alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Nieuw Amsterdam tot terugbetaling van hetgeen [A] ter uitvoering van het vonnis heeft voldaan, met de wettelijke rente, alsmede met veroordeling van Nieuw Amsterdam in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft Nieuw Amsterdam de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [A] in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep.
Vervolgens hebben partijen ter terechtzitting van 25 november 2005 hun standpunten nader door hun procureurs doen toelichten, [A] aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Voorts hebben partijen antwoord gegeven op door het hof gestelde vragen.
Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van het geding in beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de appeldagvaarding.
De voorzieningenrechter heeft in overweging 1 onder de letters a tot en met c een opsomming gegeven van de feiten waarvan in dit geding wordt uitgegaan. Hieromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof die feiten tot uitgangspunt neemt.
4.1. Nieuw Amsterdam is erfpachter van het complex Huigenbos te Amsterdam. Sinds 20 oktober 2004 verhuurt zij [...] (hierna: de woning) aan [A]. In de huurovereenkomst is onder meer bepaald dat het gehuurde uitsluitend bestemd is om te worden gebruikt als woonruimte ten behoeve van de huurder. Naar aanleiding van klachten van omwonenden over lekkage vanuit de woning heeft de huismeester van het complex Huigenbos, M. Neil, in december 2004 een bezoek gebracht aan de woning. Tijdens dit bezoek zag Neil in de keuken waterslangen en elektrakabels in de richting van de woonkamer lopen. Aangezien Neil vermoedde dat [A] hennep kweekte in de woning heeft hij op 23 februari 2005 een e-mail gezonden aan H. Stern. Laatstgenoemde heeft op 8 maart 2005 een huisbezoek gebracht aan de woning en met toestemming van [A] ter plaatse een aantal foto’s gemaakt, die in het geding zijn gebracht. Ter terechtzitting in eerste aanleg is Stern door de voorzieningenrechter als informant gehoord. Zijn bevindingen zijn in het vonnis in de rechtsoverwegingen 5 en 6 weergegeven.
4.2. Bij de dit geding inleidende dagvaarding heeft Nieuw Amsterdam, kort gezegd, ontruiming van de woning gevorderd. De voorzieningenrechter heeft uit de foto’s van Stern afgeleid dat het om een grootschalige hennepkwekerij ging en op grond van diens bevindingen aangenomen dat de woning niet daadwerkelijk door [A] werd bewoond, hetgeen er volgens de voorzieningenrechter toe leidt dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter van oordeel zal zijn dat de wanprestatie van [A] ontruiming van de woning rechtvaardigt en Nieuw Amsterdam bij de door haar gevorderde ontruiming spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Nieuw Amsterdam op die grond op de in het dictum van zijn vonnis gepreciseerde wijze toegewezen.
Tegen deze beslissing is [A] met acht grieven opgekomen.
4.3. Het hof stelt voorop dat geen rapport van de bevindingen van Stern is opgemaakt en Stern ook niet ter zitting in hoger beroep aanwezig was, evenmin als een andere vertegenwoordiger van Nieuw Amsterdam. Tevens heeft het hof vastgesteld dat sinds de datum van het vonnis, dat niet ten uitvoer is gelegd, geen nadere inspectie, onderscheidenlijk controle van de woning heeft plaatsgevonden, terwijl er ook geen nieuwe klachten van omwonenden zijn geweest. Tot slot is de omvang van de door [A] aan de woning toegebrachte schade nimmer vastgesteld.
4.4. Daarnaast slaat het hof acht op de volgende, door [A] ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte, omstandigheden, die door Nieuw Amsterdam niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, zijn bestreden:
i) bij het aangaan van de huurovereenkomst is aan [A] medegedeeld dat het complex Huigenbos, waarvan de woning deel uitmaakt, te zijner tijd zal worden gerenoveerd, in verband waarmee reeds sprake is van leegstand;
ii) naar aanleiding van de lekkage heeft [A] geen uitvoering gegeven aan zijn voornemen om in de woning een hennepkwekerij te starten, het is gebleven bij voorbereidingshandelingen; er is thans sprake van normale bewoning;
iii) de destijds door Stern geconstateerde hennepgeur kan worden verklaard door het feit dat [A] de hennepkwekerij als gevolg van geldgebrek moest inrichten met aan hem door anderen ter beschikking gestelde, ‘tweedehands’ spullen, waaraan nog de geur van hun vroeger gebruik was blijven hangen, waarbij komt dat hij een dagelijkse gebruiker van weed is.
4.5. In het licht van al hetgeen hiervoor is vastgesteld, onderscheidenlijk overwogen (4.3 en 4.4), is naar het voorlopig oordeel van het hof niet zodanig aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de wanprestatie van [A] zo ernstig is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst wettigt om, daarop vooruitlopend, de ontruiming van de woning in kort geding toewijsbaar te achten. Onder de geschetste omstandigheden moet ook de, naar de stand van zaken in hoger beroep te verrichten, noodzakelijke belangenafweging in het voordeel van [A] uitvallen.
4.6. Een en ander betekent dat de grieven, die verder geen afzonderlijke behandeling behoeven, slagen. Het vonnis waarvan beroep moet derhalve worden vernietigd en de oorspronkelijke vordering van Nieuw Amsterdam zal alsnog worden afgewezen. Nieuw Amsterdam zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Voor zover [A] ter uitvoering van het vonnis kosten aan Nieuw Amsterdam heeft voldaan dienen deze te worden terugbetaald, met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling.
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende,
wijst het door Nieuw Amsterdam gevorderde alsnog af;
veroordeelt Nieuw Amsterdam in de kosten van het geding in beide instanties, tot op deze uitspraak aan de zijde van [A] begroot op in eerste aanleg € 1.060,00 en in hoger beroep € 3.058,60, een en ander op de voet van art. 243 Rv te betalen aan de griffier van dit hof;
veroordeelt Nieuw Amsterdam tot terugbetaling van hetgeen [A] ter uitvoering van het vonnis aan haar heeft voldaan, met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, R.J.F. Thiessen en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2005.