arrestnummer:
rolnummer: 23-001192-05
datum uitspraak: 21 oktober 2005
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Haarlem van 2 februari 2005 in de strafzaak onder parketnummer 15-030893-04 van het openbaar ministerie tegen
zich in hoger beroep noemende
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 en 5 tenlastegelegde.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 2 februari 2005 en op de terechtzitting in hoger beroep van 7 oktober 2005.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd.
De daarin vermelde tenlastelegging, voorzover in hoger beroep nog aan de orde, wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de eerste rechter.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op tijdstippen op 26 oktober 2004 te Haarlem, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, meermalen uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag, telkens toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
4.
hij op 2 november 2004 te Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de ABN-Amro weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 2], en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een bankpas op naam van die [slachtoffer 2] in die geldautomaat heeft gestopt en een pincode heeft ingetypt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Namens verdachte is aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende de herkenning van verdachte, voor het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde heeft gebezigd. Het hof verstaat dit verweer aldus, dat genoemde herkenning, welke plaatsvond door de zich in de celdeur bevindende lens van de aan de zittingzaal belendende cel, niet voor het bewijs mag worden gebruikt nu, naar de raadsman stelt, een dergelijke waarneming een enigszins vervormd beeld oplevert, in ieder geval een geheel ander beeld dan een spiegelconfrontatie oplevert.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 2 februari 2005 houdt - voor zover hier van belang - zakelijk weergegeven het volgende in:
De politierechter doet de verdachte naar de aan de zittingzaal belendende cel brengen en doet vervolgens de zich buiten de zittingzaal bevindende getuige [getuige 1] voor zich verschijnen. De getuige legt vervolgens de eed af de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen. De getuige wordt naar de cel waarin verdachte zich bevindt geleid. De politierechter kijkt door de zich in de celdeur bevindende lens teneinde zich te overtuigen dat en hoe verdachte zichtbaar is. Vervolgens kijkt de getuige door de zich in de celdeur bevindende lens, en daarna de raadsman en de officier van justitie. Daarna nemen allen, met uitzondering van de verdachte, weer plaats in de zittingzaal. De getuige verklaart als volgt: Ik herken verdachte als de man die op 26 oktober 2004 in mijn zaak stond. In mijn zaak had hij een gouden bril op en hij had een lange mantel aan tot onder de knie. Dit is dezelfde man die ik op 2 november 2004 omstreeks 13:20 uur in de [straat] te Haarlem zag lopen waarna ik de politie heb gewaarschuwd.
De raadsman noch de verdachte hebben vragen aan de getuige, waarna deze - na instemming van de officier van justitie en de raadsman- de zittingzaal mag verlaten.
Uit het voorgaande blijkt dat de Politierechter zich er kennelijk van heeft vergewist dat de verdachte voor de getuige goed zichtbaar was, alsmede dat de officier van justitie noch de raadsman, die beiden door de lens hebben gekeken, opmerkingen hebben gemaakt omtrent de (on)mogelijkheid om verdachte door de lens goed te kunnen waarnemen. Ook tijdens het verhoor van de getuige zijn van de kant van de raadsman noch de verdachte vragen aan de getuige gesteld omtrent de eventuele (on)mogelijkheid om verdachte in de cel goed te kunnen waarnemen. De getuige heeft zonder daarbij enige reserve in te bouwen verklaard verdachte te hebben herkend.
Gelet op het voorgaande gaat het hof ervan uit dat eerdergenoemde herkenning op zij het onconventionele maar niettemin deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden. Mitsdien zal eerdergenoemde verklaring van de getuige Ibink voor het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde worden gebezigd.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
ten aanzien van het onder 2 bewezengeachte
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 4 bewezengeachte
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de eerste rechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft meermalen met de pinpas van [slachtoffer 1] geld opgenomen van de rekening van die [slachtoffer 1]. In totaal heeft verdachte op die wijze een groot geldbedrag ontvreemd. Ook heeft verdachte enige dagen daarna getracht om met de - naar eigen zeggen gevonden - pinpas van [slachtoffer 2] geld op te nemen van de rekening van die [slachtoffer 2]. (Poging tot) diefstallen als de onderhavige zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatiedienst van 30 september 2005 en de daartoe strekkende mededelingen van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, is verdachte eerder ter zake van onder meer feiten als de onderhavige veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 4 tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van EUR 4,50.
De verdachte heeft deze vordering betwist, door te stellen dat hij zich niet schuldig acht aan de hem tenlastegelegde feiten.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezengeachte strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot een bedrag van EUR 1.250,- wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en dat de vordering voor het overige wordt afgewezen.
De verdachte heeft deze vordering betwist, door te stellen dat hij zich niet schuldig acht aan de hem tenlastegelegde feiten.
Het hof overweegt met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] als volgt.
De kosten van een nieuw rijbewijs zijn geleden als gevolg van de diefstal van de portemonnee, welk feit bij inleidende dagvaarding aan verdachte was tenlastegelegd maar waarvan verdachte is vrijgesproken.
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] dient te worden afgewezen voorzover deze betreft de kosten van een nieuw rijbewijs.
Uit het dossier volgt voorts dat [slachtoffer 1] schade heeft geleden als gevolg van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde ten bedrage van Eur 1.380,-. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat door [slachtoffer 1] aan [benadeelde partij] een machtiging is afgegeven om namens haar als benadeelde partij op te treden.
Het hof is gelet hierop van oordeel dat dit deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering kan dan ook in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 1.00 STK Tas Kl: zwart
YONGLIAN aktetas
inhoudende diverse goederen
5. 1.00 STK Portemonnee Kl: zwart
leder
kleine portemonnee uit aktetas. inhoud muntgeld
6. Geld Nederlands
-
muntgeld, in kleine portemonnee
7. 1.00 STK Oorbel Kl: koper
met diamant
in kleine portemonnee, oordopje met nep diamantje
8. 1.00 STK Agenda Kl: zwart
MAZARS jaar 2002
uit aktetas, voorzien van codes
9. 13.00 STK Papier Kl: meerkl.
-
uit aktetas. A4 papieren met codes
10. 25.00 STK Papier Kl: meerkl.
-
in aktetas, A4 vellen. 8 beschreven met codes
11. 1.00 STK Schrift Kl: grijs
-
in aktetas. schrift met codes
12. 1.00 STK Schrift Kl: rood
-
in aktetas. A4 formaat. Beschreven met codes+data
13. 1.00 STK Map
doorzichtig
In aktetas. Klein mapje met twee telefoonkaarten+buskaart
14. 1.00 STK Papier
-
in aktetas. Diverse lege enveloppen. Een brief
15. 1.00 STK Portemonnee Kl: bruin
RRH
Inhoud: geld, telefoonkaarten, adresboekje
16. Geld Nederlands 885.00
-
15x 50, 4x 20, 5x10, 1x 5 euro (biljetten)
17. 1.00 STK Adresboek Kl: goud
-
in portemonnee. diverse telefoonnummers
18. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: goud
NOKIA 6510
mobiel aangetroffen onder VE [verdachte]
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 2] van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
3. 1.00 STK Bankpas Kl: groen
ABN-AMRO [rekeningnummer]
in portemonnee in aktentas. tnv [slachtoffer 2]
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
2. 1.00 STK Portemonnee Kl: zwart
ES
in aktetas, inhoudende 9 pasjes w.o. airmiles en 2 sleutels
4. 8.00 STK Pas
-
afkomstig uit zwarte portemonnee, airmiles, zilveren kruis
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende te Beverwijk, rekeningnummer [rekeningnummer], een bedrag van EUR 4,50 (vier euro en vijftig cent), vermeerderd met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst af de vordering van de benadeelde partij, voorzover deze betreft de kosten van een nieuw rijbewijs ten bedrage van EUR 42,- (tweeënveertig euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de 4e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. C. Fasseur, E. Mijnsberge en D.J.M.W. Paridaens, in tegenwoordigheid van mr. M.E.P. Bons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 oktober 2005.