ECLI:NL:GHAMS:2005:AV3094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2105/05 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot diagnose-apparatuur voor onafhankelijke reparateurs in de autobezitsector

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2005 uitspraak gedaan in een hoger beroep van Peugeot Nederland N.V. tegen de vereniging PCA en de PCA-dealers. Peugeot Nederland was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht, waarin werd bepaald dat Peugeot Nederland verplicht was om onafhankelijke reparateurs toegang te geven tot alle technische informatie en diagnose-apparatuur die nodig is voor het onderhoud en de reparatie van Peugeot-voertuigen. De voorzieningenrechter had een dwangsom opgelegd voor het geval Peugeot Nederland niet aan deze verplichting voldeed.

Peugeot Nederland vorderde in het hoger beroep schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, met het argument dat het zonder enige beperking ter beschikking stellen van de diagnose-apparatuur aan niet-erkende reparateurs een onaanvaardbaar veiligheidsrisico met zich meebracht. Het hof oordeelde dat het belang van Peugeot Nederland om het veiligheidsrisico ter beoordeling aan de rechter voor te leggen zwaarder woog dan het belang van de PCA-dealers om onmiddellijk toegang te krijgen tot de diagnose-apparatuur. Het hof concludeerde dat de vordering van Peugeot Nederland in het incident moest worden toegewezen en schorste de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis tot de einduitspraak in het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen de belangen van de fabrikant en die van onafhankelijke reparateurs, waarbij de veiligheid van de voertuigen en de bescherming tegen misbruik van technische informatie centraal staan. Het hof heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in het hoger beroep, en de zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de naamloze vennootschap PEUGEOT NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Utrecht,
APPELLANTE,
EISERES in het incident,
procureur: mr. W.B.J. van Overbeek,
t e g e n
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid PCA SPECIALISTENVERENIGING, gevestigd te Someren,
2. de vennootschap onder firma [...], gevestigd te Someren,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...], gevestigd te Munstergeleen, gemeente Sittard,
4. [...], handelend onder de naam [...], wonende te [...], gemeente [...],
5. de vennootschap onder firma [...], gevestigd te [...], gemeente [...],
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...], gevestigd te Steenwijk,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...], gevestigd te Oisterwijk,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...], gevestigd te Vleuten-De Meern, gemeente Utrecht,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...], gevestigd te Simpelveld,
10. de vennootschap onder firma CAR CENTRE SLEEUWIJK, gevestigd te Sleeuwijk,
11. [...], handelend onder de naam [...], wonende te Hardenberg,
12. de vennootschap onder firma [...], gevestigd te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg,
13. de vennootschap onder firma [...], gevestigd te Lettele, gemeente Deventer,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AUTOBEDRIJF DE MAASROUTE B.V., gevestigd te Waalwijk,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...], gevestigd te IJmuiden, gemeente Velsen,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...], gevestigd te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar,
17. [...], handelend onder de naam [...], wonende te Wezep, gemeente Oldebroek,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COSMO AUTO B.V., gevestigd te Lochem,
19. de vennootschap onder firma [...], gevestigd te Doornspijk, gemeente Elburg,
GEÏNTIMEERDEN,
VERWEERSTERS in het incident,
procureur: mr. B.J.H. Crans.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna respectievelijk Peugeot Nederland (appellante), de vereniging PCA (geïntimeerde sub 1) en de PCA-dealers (geïntimeerden sub 2 t/m 19) genoemd.
Bij dagvaarding van 30 november 2005 is Peugeot Nederland in hoger beroep gekomen van het vonnis van 3 november 2005 van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Utrecht, in deze zaak onder nummer 201038/KG ZA 05-911 gewezen tussen de vereniging PCA en de PCA-dealers als eiseressen en Peugeot Nederland als gedaagde. De appèldagvaarding bevat de grieven alsmede een incidentele vordering.
Ter zitting van het hof van 7 december 2005 heeft Peugeot Nederland overeenkomstig de appèldagvaarding van grieven gediend, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – naar moet worden aangenomen - de vordering van de PCA-dealers alsnog zal afwijzen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van de vereniging PCA en de PCA-dealers in de kosten van beide instanties. De incidentele vordering strekt ertoe dat het hof de tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis met onmiddellijke ingang, althans na betekening van het arrest in het incident, zal schorsen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van de vereniging PCA en de PCA-dealers in de kosten van het incident.
Partijen hebben op 7 december 2005 in het incident de zaak doen bepleiten, Peugeot Nederland door haar procureur alsmede door mr. F.B. Falkena, advocaat te Amsterdam, en de vereniging PCA en de PCA-dealers door mr. R.J. Sark, advocaat te Arnhem. De raadslieden hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd aan het hof. Beide partijen hebben bij deze gelegenheid producties overgelegd. De vereniging PCA en de PCA-dealers hebben de vordering in het incident bestreden en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Peugeot Nederland (uitvoerbaar bij voorraad) in de kosten van het incident.
Ten slotte hebben partijen aan het hof verzocht arrest te wijzen in het incident. Het hof heeft bepaald dat in het incident uitspraak zal worden gedaan op 8 december 2005. Mr. Sark heeft toegezegd dat het bestreden vonnis voordien niet zal worden tenuitvoergelegd.
2. Beoordeling van de vordering in het incident
2.1. Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter Peugeot Nederland geboden om na betekening van het vonnis binnen drie weken na ontvangst van een eerste schriftelijk verzoek van één of meer van de PCA-dealers aan deze dealer(s) toegang te verschaffen tot alle huidige en toekomstige technische informatie (i) die noodzakelijk is voor het onderhoud en de reparatie van alle huidige en toekomstige modellen van automobielen van het merk Peugeot en (ii) die als zodanig ook aan de door Peugeot erkende dealers en reparateurs beschikbaar wordt gesteld, een en ander op dezelfde wijze als die waarop de door Peugeot erkende dealers en reparateurs die toegang hebben verkregen of kunnen krijgen en zulks tegen een redelijke vergoeding van de kosten. De voorzieningenrechter heeft voorts bepaald dat Peugeot Nederland een dwangsom verbeurt van € 10.000,- voor elke dag dat zij na de hiervoor bedoelde termijn in gebreke blijft op een verzoek als hiervoor bedoeld te reageren op de wijze als geboden, met dien verstande dat boven een bedrag van € 500.000,- geen dwangsommen meer worden verbeurd. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2. Het vonnis is op 4 november 2005 aan Peugeot Nederland betekend.
2.3. Peugeot Nederland vordert op de voet van het bepaalde in artikel 351 Rv. schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis.
2.4. Partijen hebben ter zitting uitvoerig gedebatteerd over de vraag aan de hand van welke maatstaf het hof de incidentele vordering dient te beoordelen. Volgens de vereniging PCA en de PCA-dealers is de vordering eerst toewijsbaar in geval van misbruik van bevoegdheid, waarvan volgens hen hier geen sprake is. Peugeot Nederland bepleit een ruimere maatstaf. Volgens haar kan reeds een afweging van de wederzijdse belangen tot toewijzing van de vordering leiden. Zoals hierna zal blijken, is het hof van oordeel dat de door de PCA-dealers voorgenomen tenuitvoerlegging van het vonnis misbruik van bevoegdheid zou opleveren en dat de incidentele vordering op die grond toewijsbaar is. Dat betekent dat hier in het midden kan blijven of toewijzing van zodanige vordering op de voet van artikel 351 Rv. ook in andere gevallen mogelijk is.
2.5. Het geschil betreft, kort gezegd, de vraag of Peugeot Nederland gehouden is aan de PCA-dealers dezelfde diagnose-apparatuur (‘PPS’) en bijbehorende technische informatie (diagnose-apparatuur c.a.) ter beschikking te stellen als die zij ter beschikking stelt aan de door haar erkende dealers en reparateurs. Diagnose-apparatuur c.a. is van belang omdat in Peugeot-automobielen een samengesteld geheel van electronische eenheden is ingebouwd, die door een netwerk van softwaresystemen met elkaar zijn verbonden en op die wijze een complex geheel van functies vervullen. Peugeot Nederland heeft ten behoeve van onderhoud en reparatie waarbij die softwaresystemen zijn betrokken technische informatie beschikbaar gesteld in de vorm van diagnose-apparatuur, die zij in twee verschillende versies uitgeeft: het eerdergenoemde ‘PPS’ (een volledig systeem) en een beperkte versie hiervan (‘PPRI’), die zij aan onafhankelijke reparateurs zoals de PCA-dealers ter beschikking stelt.
2.6. Ter afwering van de vordering tot, kort gezegd, het ter beschikking stellen aan de PCA-dealers van ‘PPS’ beroept Peugeot Nederland zich onder meer op de uitzondering die is bepaald in overweging 26 van de considerans van Verordening (EG) Nr. 1400/2002 van de Commissie van 31 juli 2002 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector (L 203/30). Deze uitzondering houdt in dat leveranciers toegang mogen weigeren tot technische informatie die een derde in staat zou kunnen stellen in het voertuig gemonteerde anti-diefstalapparatuur te omzeilen of buiten werking te stellen, elektronische apparatuur te herijken of te knoeien met apparatuur die bijvoorbeeld de snelheid van motorvoertuigen begrenst. De uitzondering geldt volgens deze overweging echter niet indien de gewenste bescherming tegen diefstal, herijken of knoeien met minder beperkende maatregelen kan worden bewerkstelligd. Peugeot Nederland betoogt dat het met ‘PPS’, anders dan met ‘PPRI’ mogelijk is het hierbedoelde misbruik te maken en dat het zelfs mogelijk is dat dergelijke gedragingen per abuis plaats vinden, met alle gevolgen van dien voor de veiligheid van de inzittenden, de beveiliging van de voertuigen tegen diefstal, het milieu, de aansprakelijkheid van Peugeot Nederland en de fabrikant, de waarde van de investeringen van de fabrikant in de onderhavige knowhow en het imago van Peugeot in het algemeen. Ook de door Peugeot Nederland erkende dealers en reparateurs kunnen met ‘PPS’ de software-instellingen wijzigen, maar zij ontvangen – aldus Peugeot Nederland – ‘PPS’ slechts na het volgen van trainingen, waardoor de kans op fouten of fraude sterk is gereduceerd en na ondertekening van een overeenkomst waarin staat omschreven dat men zich dient te houden aan de aanwijzingen van Peugeot Nederland. Een van de PCA-dealers heeft hieraan inmiddels voldaan en zal binnenkort 'PPS' ontvangen, aldus Peugeot Nederland. Volgens Peugeot Nederland zijn minder beperkende alternatieven dan het ter beschikking stellen van ‘PPRI’ (en het niet ter beschikking stellen van ‘PPS’) niet voorhanden in verband met, kort gezegd, de ‘architectuur’ van Peugeot-automobielen. Wanneer de PCA-dealers toegang tot 'PPS' wensen kunnen zij zich in voorkomend geval tot een erkende dealer wenden.
2.7. In hoger beroep heeft Peugeot Nederland ter nadere toelichting van haar verweer als productie 17 een stuk overgelegd – in de Nederlandse vertaling - “Technische argumentatie voor de nieuwe Europese verordening”. Daarin wordt onder meer uiteengezet dat het in de bestaande electronische structuur niet mogelijk is om de gevoelige gegevens (veiligheid, diefstalbeveiliging) te scheiden van de overige gegevens. Onder het kopje “Veiligheidsrisico” wordt uiteengezet dat door een onjuiste programmering de werking verstoord kan worden, waardoor de auto minder veilig wordt. Genoemd worden – kennelijk als voorbeeld - het actief blijven van de passagiersairbag ondanks het als ‘niet-aanwezig’ coderen, met mogelijk ernstige gevolgen (“kinderstoeltje op de voorstoel”), en het onjuist coderen van een automatische versnellingsbak, waardoor mogelijk is dat de auto (met ingeschakelde versnelling zonder dat het rempedaal is ingedrukt) begint te rijden.
2.8. Op grond van de in dit stadium van het geding voorhanden gegevens, in het bijzonder de genoemde productie 17, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat het zonder enige beperking ter beschikking stellen van ‘PPS’ aan reparateurs die ter zake daarvan niet of onvoldoende getraind en deskundig zijn tot een onaanvaardbaar veiligheidsrisico zal leiden en dat geoordeeld zal worden dat bescherming daartegen vooralsnog niet met minder beperkende maatregelen kan worden bewerkstelligd. Het belang van Peugeot Nederland om het door haar in hoger beroep nader toegelichte veiligheidsrisico ter beoordeling aan de (appèl)rechter te kunnen voorleggen alvorens gedwongen te kunnen worden om ‘PPS’ aan de PCA-dealers ter beschikking te stellen, is zwaarwegend. Daartegenover staat het aanmerkelijk geringere belang van de PCA-dealers om de beslissing in hoger beroep – die bij voortvarend procederen redelijkerwijs binnen drie maanden kan worden verwacht – niet te hoeven afwachten en reeds thans de beschikking te krijgen over ‘PPS’. Het hof acht voormeld belang van Peugeot Nederland van zo veel meer gewicht dan dat van de vereniging PCA en de PCA-dealers, dat het belang van de vereniging PCA en de PCA-dealers in redelijkheid thans voor dat van Peugeot Nederland moet wijken.
3. Slotsom en kosten
Het voorgaande voert het hof tot de slotsom dat de vordering van Peugeot Nederland in het incident moet worden toegewezen. Het hof zal de beslissing omtrent de proceskosten aanhouden tot de einduitspraak in het hoger beroep.
4. Beslissing
Het hof:
schorst de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis tot de einduitspraak in het hoger beroep;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten in het incident aan tot de einduitspraak in het hoger beroep;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 5 januari 2006 voor memorie van antwoord peremptoir aan de zijde van de vereniging PCA en de PCA-dealers;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, N. van Lingen en R.J.F. Thiessen en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2005.