ECLI:NL:GHAMS:2005:AV3085

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2222/04 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in civiele zaak tussen Remaz B.V. en [B]

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de ontvankelijkheid van Remaz B.V. in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Utrecht. Remaz had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van 17 november 2004, waarin [B] als eiseres was opgetreden. De partijen hadden afgesproken dat de uitkomst van het hoger beroep geen invloed zou hebben op hun rechtsverhouding, wat het hof deed besluiten dat er onvoldoende belang was bij het ingestelde rechtsmiddel. Dit werd verder onderbouwd door het feit dat aan een uitspraak in kort geding geen gezag van gewijsde toekomt.

Tijdens de zitting op 25 november 2005 werd duidelijk dat Remaz volledig had voldaan aan de uitspraak van de kantonrechter, inclusief de proceskosten. De advocaten van beide partijen gaven aan dat de uitspraak van het hof alleen van principieel belang was voor Remaz. Het hof vroeg zich af of deze afspraak niet zou leiden tot een ontvankelijkheidsbeletsel voor Remaz. Na beraad concludeerde het hof dat de afspraak inderdaad een beletsel vormde voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Het hof oordeelde dat het door Remaz gestelde principiële belang niet voldoende was om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren. Bovendien was het hoger beroep tegen de mondelinge beslissing van de kantonrechter te laat ingesteld, aangezien dit niet binnen de wettelijke termijn van vier weken was gedaan. Het hof verklaarde Remaz niet-ontvankelijk in het hoger beroep en bepaalde dat ieder van de partijen de eigen kosten van het hoger beroep zou dragen. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 december 2005.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid REMAZ B.V.,
gevestigd te Utrecht,
APPELLANTE,
procureur: mr. H.M. Hielkema,
t e g e n
[B],
wonende te [X],
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. M. Shioda-Bresser.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna ook respectievelijk Remaz en [B] genoemd.
Bij dagvaarding van 14 december 2004 is Remaz in hoger beroep gekomen van het vonnis van 17 november 2004 “waaronder mede begrepen de mondelinge beslissing, uitgesproken tijdens de zitting op 10 november 2004” van de kantonrechter in de rechtbank te Utrecht, locatie Utrecht, in deze zaak onder rolnummer 380078 VV 04-522 gewezen tussen [B] als eiseres en Remaz als gedaagde.
Remaz heeft bij memorie van grieven drie grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd – zakelijk weergegeven - dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 17 november 2004 “waaronder mede begrepen de mondelinge beslissing, uitgesproken tijdens de zitting op 10 november 2004” zal vernietigen voor wat betreft de toewijzing van de vordering tegen Remaz en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [B] zal afwijzen.
Bij memorie van antwoord heeft [B] de grieven bestreden, producties overgelegd en geconcludeerd – zakelijk weergegeven – dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen.
Ter zitting van het hof van 25 november 2005 – bepaald voor pleidooi – is voor Remaz verschenen mr. P.S. Fluit, advocaat te Utrecht, en voor [B] mr. E.J. de Groot, advocaat te Baarn. Bij de aanvang van de zitting hebben de raadslieden aan het hof medegedeeld dat een arrest van het hof in deze zaak nog uitsluitend van belang is wegens het voor Remaz principiële karakter van de zaak. Desgevraagd hebben zij nader uiteengezet dat Remaz geheel heeft voldaan aan de uitspraak van de kantonrechter, inclusief die tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [B], dat Remaz hetgeen zij ter uitvoering van deze uitspraak heeft voldaan aan [B] (inclusief de proceskosten) ongeacht de uitkomst van het hoger beroep niet zal terugvorderen en dat partijen zijn overeengekomen dat ieder van hen de eigen kosten van het hoger beroep zal dragen, eveneens ongeacht de uitkomst van het hoger beroep. De voorzitter van het hof heeft aan partijen de vraag voorgehouden of een en ander niet een ontvankelijkheidsbeletsel oplevert en hen in de gelegenheid gesteld zich daaromtrent uit te laten. De voorzitter van het hof heeft vervolgens de zitting geschorst voor beraad en na voortzetting van de zitting medegedeeld dat naar het oordeel van het hof de zojuist weergegeven afspraak tussen partijen aan de ontvankelijkheid van Remaz in haar hoger beroep in de weg staat en dat voortzetting van het pleidooi bij deze stand van zaken niet zinvol wordt geoordeeld door het hof. De voorzitter heeft ten slotte medegedeeld dat het hof in die zin op 8 december 2005 uitspraak zal doen.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van Remaz in het hoger beroep
2.1. In het licht van de hiervoor onder 1 weergegeven afspraak tussen partijen – die er op neerkomt dat de uitkomst van het hoger beroep zonder enig belang zal zijn voor de rechtsverhouding tussen partijen - oordeelt het hof dat bij het door Remaz ingestelde rechtsmiddel onvoldoende belang bestaat. Het door Remaz gestelde principiële belang kan in dit geding niet als voldoende belang worden aangemerkt, te minder nu aan een uitspraak in kort geding geen gezag van gewijsde toekomt.
2.2. Voor zover het (bij exploot van 14 december 2004 aangezegde) hoger beroep is gericht tegen de ter zitting van 10 november 2005 door de kantonrechter mondeling gegeven voorziening geldt bovendien dat het hoger beroep te laat is ingesteld, immers niet binnen de in artikel 339 lid 2 Rv. bepaalde termijn van vier weken. De omstandigheid dat de kantonrechter op deze zitting heeft medegedeeld “dat bij schriftelijk vonnis op 17 november 2004 deze beslissing (nader) zal worden gemotiveerd” en dat dit laatste vonnis zodanige (nadere) motivering bevat, kan hieraan niet afdoen. Van de zijde van Remaz zijn geen omstandigheden naar voren gebracht – hoewel zij daartoe ter zitting uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld – die in het voorgaande verandering kunnen brengen.
2.3. Het hof zal Remaz daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep. Ten aanzien van de kosten van het hoger beroep zal het hof beslissen overeenkomstig de afspraak tussen partijen daaromtrent.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart Remaz niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten van het hoger beroep draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, R.J.F. Thiessen en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2005.