Derde Meervoudige Belastingkamer
op het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Z, belanghebbende,
een uitspraak van het Hoofd van de te P , de inspecteur.
1.1 Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 4 november 2004, ingediend door drs ( Belastingadviseurs te ) als gemachtigde en aangevuld bij brief van 3 januari 2005.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 25 september 2004 op het bezwaarschrift tegen de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2001.
1.2 De aanslag, gedagtekend 5 juli 2003, is opgelegd en berekend naar een belastbaar bedrag van € 363.024. Bij de bestreden uitspraak is de aanslag verminderd tot een welke is berekend naar een belastbaar bedrag van € 142.616. Er is een verzuimboete opgelegd welke, ook na bezwaar, € 1.134 beloopt.
1.3 Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak, vermindering van de aanslag tot nihil en, naar het Hof begrijpt, vermindering van de verzuimboete tot nihil.
1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.5 Ter zitting van 14 september 2005 is verschenen drs. namens de inspecteur. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen hoewel de gemachtigde bij brief van 30 juni 2005 ,welke per aangetekende post is verzonden, is opgeroepen aan het adres dat is vermeld in het (aanvullend) beroepschrift terwijl de oproep niet is terugontvangen door de griffie. Onder de stukken bevindt zich een stuk dat is gedagtekend november 2004 waarin door de bestuurder van belanghebbende wordt gemachtigd om, onder meer, de onderhavige procedure te voeren. Voormelde volmacht is niet ingetrokken.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende heeft het haar uitgereikte aangiftebiljet vennootschapsbelasting voor het jaar 2001, ook na aanmaning, niet ingediend. Met dagtekening 5 juli 2003 heeft de inspecteur de onderhavige aanslag opgelegd, welke ambtshalve is berekend naar een belastbaar bedrag van € 363.024. Tegen deze aanslag is tijdig bezwaar gemaakt.
In de jaarstukken voor 2001 maakt belanghebbende melding van een belastbaar bedrag van negatief € 4.949.
2.2. In het tweede kwartaal van 2004 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld waarbij onderzocht is, onder andere, de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2000 tot en met 2002. Van het boekenonderzoek is een rapport met dagtekening 25 juni 2004 opgesteld, waarvan zich een kopie onder de stukken bevindt.
2.3. De onderneming van belanghebbende is gericht op de exploitatie van een Chinees specialiteitenrestaurant dat onder de naam ‘A’ wordt gedreven aan de b-weg te P. Het restaurant is 7 dagen per week geopend van 16.00 tot 22.00 uur. Het restaurant bevindt zich in een gehuurd pand waarvoor in 2004
€ 11.600 per maand aan huur werd betaald.
2.4. In het restaurant is een zogenoemde groepenkassa aanwezig. De ontvangsten worden bepaald aan de hand van de dagelijkse Z-afslagen. Dat zijn, volgens mededeling ter zitting van de inspecteur, afsluitingen van de dagopbrengsten die uit de kassa komen.
De kas wordt dagelijks opgemaakt met behulp van voormelde Z-afslagen en het aanwezige kasgeld. Periodiek worden de dagopbrengsten doorgegeven aan de administrateur. Er zijn geen kassarollen aanwezig.
2.5. Tijdens het boekenonderzoek is met betrekking tot de winstverantwoording onder meer het volgende geconstateerd:
- de adviseur houdt sedert 21 juli 2001 handmatig een kasboek bij;
- er is geen aansluiting tussen de kassaldi op 31 december 2001 en 1 januari 2002;
- op 1 januari 2002 bedroeg het kassaldo f 115.178;
- over het jaar 2001 ontbreken er 57 Z-afslagen;
- uit een steekproef kan worden afgeleid dat diverse pinbetalingen zijn verricht na het tijdstip waarop de kassa is afgeslagen;
- op de Z-afslagen staan bedragen voor in rekening gebrachte kredietbeperkingstoeslag en administratiekosten welke bedragen niet in de omzet zijn verwerkt;
- prijslijsten zijn niet bewaard.
2.6. Uit de administratie kunnen de na te melden brutowinstpercentages worden afgeleid:
In 2001 beloopt het brutowinstpercentage van de keuken 198 procent van de inkoopwaarde terwijl dat brutowinstpercentage 277 beliep in 2002.
Het brutowinstpercentage van de drankenomzet belast met het lage omzetbelastingtarief in 2001 bedroeg 1019 van de omzet en in 2002 was dat 903.
Het brutowinstpercentage van de drankenomzet belast met het hoge omzetbelastingtarief in 2001 bedroeg 235 en in 2002 was dat 544.
2.7. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat er geen vastlegging heeft plaatsgevonden van het eigen gebruik door het personeel, alsmede dat het personeel recht heeft op 2 maaltijden en vrije keuze heeft in drank. In de administratie is niets opgenomen omtrent verlies of weggegeven dranken.
2.8. Voormelde bevindingen tijdens het boekenonderzoek waren aanleiding voor de controlerende ambtenaren om uit te gaan van een brutowinstpercentage van 250 van de inkoopwaarde, hetgeen leidt tot een hogere omzet keuken van € 83.501. Met betrekking tot de omzet dranken is een hogere omzet berekend van in totaal € 23.000; de correctie in verband hiermede is beperkt tot € 20.000.
2.9. Op 18 mei 1996 heeft belanghebbende voor f 450.000 goodwill en inventaris gekocht van een andere vennootschap. In verband hiermede is f 650.000 geleend van een bank.
In de jaren 2000 tot en met 2002 worden, in afwijking van een tot dan gevolgde gedragslijn, de zogenoemde oude investeringen geheel afgeschreven. Tot het jaar 2000 bedroegen de afschrijvingen 10% ofwel € 20.420 per jaar. In het onderhavige jaar schreef belanghebbende € 65.497 af. De inspecteur heeft in verband hiermede € 45.077 gecorrigeerd. In 2002 heeft belanghebbende € 100.000 in het restaurant geïnvesteerd. Eind 2004 huurde belanghebbende nog steeds hetzelfde pand.
2.10. Investeringen die belanghebbende in 2001 heeft verricht zijn in één keer ten laste van het resultaat gebracht. In verband hiermee heeft de inspecteur een correctie aangebracht van € 5.014 waarbij is uitgegaan van afschrijvingspercentages van 33 1/3 en 10 per jaar.
2.11. In het onderhavige jaar 2001 heeft belanghebbende een boete ad f 4.000 van de Keuringsdienst van Waren en een verzuimboete van de belastingdienst ad f 350 als kosten in haar administratie geboekt. De inspecteur heeft deze bedragen (in totaal € 1.974) gecorrigeerd.
2.12. Per kas is in 2001 door belanghebbende een factuur betreffende advocaatkosten betaald. Op de factuur is door de controlerende ambtenaar een doorhaling van het uurhonorarium en het factuurbedrag geconstateerd waardoor het factuurbedrag f.2.000 lager is. Hiermede is in de administratie geen rekening gehouden. De inspecteur heeft € 908 gecorrigeerd.
2.13. Ten voordele van belanghebbende is nog een bedrag van € 6.954 loonkosten/
managementfee gecorrigeerd alsmede € 1.955 aan investeringsaftrek.
2.14. Bij de bestreden uitspraak is naar aanleiding van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek het belastbare bedrag verminderd tot € 142.616.
Het Hof begrijpt dat na het boekenonderzoek en de bestreden uitspraak de volgende correcties tussen partijen in geschil zijn :
1. de omzetcorrecties ad respectievelijk € 83.501 en € 20.000;
2. de correcties afschrijvingen ad € 45.077 en € 5.014;
3. de correctie diverse kosten ad € 1.974;
4. de correctie advocaatkosten ad € 908;
5. de verzuimboete.
Het Hof gaat ervan uit dat de correcties in verband met loonkosten/managementfee ad € 6.954 en investeringsaftrek ad € 1.955, welke correcties ten voordele van belanghebbende zijn gemaakt, niet in geschil zijn.
4. Standpunten van partijen
Hiervoor verwijst het Hof naar de stukken van het geding en het proces-verbaal van de zitting van 14 september 2005, waarvan een kopie is aangehecht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 27e, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dient het beroep ongegrond te worden verklaard indien de vereiste aangifte niet is gedaan tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
5.2. Vaststaat dat belanghebbende het haar uitgereikte aangiftebiljet voor het jaar 2001, ook na aanmaning, niet heeft ingediend. De vereiste aangifte is derhalve niet gedaan. Dit heeft tot gevolg dat als uitgangspunt moet worden genomen dat belanghebbende dient te doen blijken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is.
5.3. Met betrekking tot de gecorrigeerde afschrijvingen heeft belanghebbende gesteld dat de continuïteit van de huurovereenkomst ter discussie staat en dat er "momenteel" [3 januari 2005] nog steeds onderhandelingen gaande zijn omtrent de ontbinding van de huur. Belanghebbende stelt dat deze gang van zaken een bijzondere omstandigheid vormt op grond waarvan mag worden afgeweken van een gevolgde bestendige gedragslijn.
Anders dan belanghebbende is het Hof van oordeel dat zij met deze enkele stelling, welke niet is gestaafd met concrete gegevens en overigens door de inspecteur wordt betwist, niet heeft doen blijken dat de uitspraak van de inspecteur onjuist is. Ook overigens heeft belanghebbende geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die moeten leiden tot het oordeel dat belanghebbende heeft doen blijken dat de uitspraak van de inspecteur op dit punt onjuist is.
5.4. Het ligt eveneens op de weg van belanghebbende om te doen blijken dat de uitspraak van de inspecteur onjuist is voor zover die ziet op de omzetcorrecties keuken en drank.
Belanghebbende heeft een globale theoretische omzetberekening gemaakt welke is gebaseerd op door de Rabobank uitgegeven “Cijfers en Trends”. Het Hof verwerpt deze omzetberekening nu deze volledig voorbijgaat aan de in het kader van het boekenonderzoek in de administratie geconstateerde verschillen en gebreken en daarvoor geen enkele verklaring geeft. Belanghebbende heeft hiermede niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast. .
5.5. De inspecteur heeft bij de door hem gemaakte theoretische omzetberekening gebruik gemaakt van beschikbare gegevens van belanghebbende omtrent inkoop en verkoop.
Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur hiermede een redelijke schatting gemaakt van de door belanghebbende in 2001 gerealiseerde omzet en winst. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat is aangetoond dat de uitspraak van de inspecteur op dit punt onjuist is.
5.6. Tegen de correcties ad € 1.974 (diverse kosten) en € 908 (advocaatkosten) heeft belanghebbende geen gronden aangevoerd, zodat het Hof ervan uitgaat dat deze correcties niet meer in geschil zijn. Overigens is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de uitspraak van de inspecteur op deze punten niet in stand kan blijven.
5.7. De aan belanghebbende opgelegde boete beloopt € 1.134. Ter zitting heeft de inspecteur desgevraagd verklaard dat de bestreden uitspraak zich ook uitstrekt tot de opgelegde boete.
Het Hof volgt de inspecteur hierin.
5.8. Met betrekking tot de opgelegde boete heeft belanghebbende in het aanvullend beroepschrift vermeld het niet eens te zijn met de correcties en dat een verzuimboete van
maximaal € 4.949 niet aan de orde kan komen. De inspecteur heeft gesteld dat een verzuimboete is opgelegd van € 1.134 omdat de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 1996, 1997, 1998, 1999, 2000 niet (tijdig) zijn ingediend en in casu sprake is van een zesde verzuim. Het Hof acht aannemelijk dat in casu, zoals de inspecteur stelt, sprake is van een zesde verzuim.
5.9. Artikel 67a, eerste lid, AWR luidt als volgt:
Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 9, derde lid, gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een boete van ten hoogste € 1.134 kan opleggen.
In § 21, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB 1998), voor zover hier van belang, is het volgende bepaald:
Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de inspecteur in geval van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk € 113, € 340, € 567, € 794 of € 1.134.
5.9. Nu aannemelijk is dat in het onderhavige geval sprake is van een zesde verzuim heeft de inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 67a AWR in verbinding met § 21, derde lid, van het BBBB 1998 de boete terecht vastgesteld op € 1.134. De hoogte van deze boete acht het Hof passend en geboden. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel moeten leiden.
5.10. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt het Hof tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 23 november 2005 door mrs. J. den Boer, voorzitter, E.A.G. van der Ouderaa en D.J. de Korte, in tegenwoordigheid van mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voorgestelde wijzigingen DK in rood, 18 oktober 2005.