ECLI:NL:GHAMS:2005:AU7785
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van dwangsommen en verjaringstermijnen in pachtgeschil
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat betrekking heeft op de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van dwangsommen. De appellante, die een perceel landbouwgrond pacht van de geïntimeerde, heeft de geïntimeerde bij vonnis van de pachtkamer van het Kantongerecht Zaandam op straffe van een dwangsom veroordeeld om een toegangsbrug te herstellen. De geïntimeerde heeft echter niet voldaan aan deze verplichting, wat heeft geleid tot een vordering van de appellante tot betaling van verbeurde dwangsommen. De appellante heeft executoriaal beslag gelegd op de onroerende zaak van de geïntimeerde en op zijn tegoeden bij de Postbank.
De kortgedingrechter heeft geoordeeld dat de appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de geïntimeerde zijn verplichtingen niet is nagekomen, maar het hof komt tot een andere conclusie. Het hof stelt vast dat de geïntimeerde niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, en dat de dwangsommen niet zijn verjaard. De verjaringstermijnen zijn gestuit door de door de appellante gelegde beslagen, waardoor de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de dwangsommen nog steeds bestaat.
Het hof vernietigt het vonnis van de kortgedingrechter en wijst de vordering van de geïntimeerde tot opheffing van de beslagen af. De geïntimeerde wordt veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Dit arrest is uitgesproken op 22 september 2005.