GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 3 november 2005 in de zaak onder rekestnummer 135/2005 NOT van:
1. [appellant],
wonende te [plaats]
2. [appellant],
wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. A.J. van Steensel
[geïntimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. H.J. Alberts.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.Namens appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 25 januari 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen, verder te noemen de kamer, van 28 december 2004, waarbij de klacht gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, gedeeltelijk gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel en voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Bij brief, ingekomen op 25 maart 2005, is het hoger beroep namens klagers nader aangevuld.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 12 mei 2005 een verweerschrift met bijlagen ingediend.
1.4. Op 13 september 2005 is van de zijde van klagers nog een nader stuk ingekomen.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2005. Klagers, de notaris alsmede hun gemachtigden zijn verschenen. Zij hebben allen het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de notaris dat hij niet zonder meer zijn medewerking aan de constructie bestaande uit de verkoop van de echtelijke eigendomswoning gelegen aan de Koning Wilhelminalaan 2 te [plaats], de lening en de huurovereenkomst mogen verlenen.
4.2. De notaris had gelet op de hoge leeftijd van klager sub 2 een geriatrisch onderzoek moeten laten verrichten. Een dergelijk onderzoek is gebruikelijk in het notariaat
4.3. Bovendien had de notaris klager sub 2 schriftelijk van de door hem voorgestelde constructie en de gevolgen daarvan op de hoogte moeten stellen.
4.4. Voorts verwijten klagers de notaris dat hij in een telefoongesprek met klager sub 1 heeft aangegeven dat de notaris de indruk had dat er iets niet klopte.
4.5. Tenslotte wordt de notaris verweten dat hij zich bij de bespreking van 20 februari 2004 onbehoorlijk jegens klagers heeft gedragen, de notaris werd plotseling onbeschoft en agressief en weigerde de administratie aan klager sub 1 mee te geven, terwijl hij voorafgaand aan de inzage in het dossier, stukken uit het dossier heeft gehaald.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klagers gedeeltelijk en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris heeft betoogd dat hij op 12 november 2002 bij klager sub 2 op bezoek is geweest en daar een uur lang met haar alleen heeft gesproken over de constructie en de gevolgen ervan. Klager sub 2 heeft in dat gesprek uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het haar wens was om haar huis aan haar dochter te verkopen, een lening aan haar te verstrekken en het huis van haar dochter terug te huren, waar zij aan toe heeft gevoegd dat het haar bedoeling was om haar dochter financieel zoveel mogelijk te bevoordelen ten opzichte van haar zoon.
5.3. Voorts heeft de notaris betoogd dat het hem te ver lijkt gaan om bij personen boven een bepaalde leeftijd een geriatrisch onderzoek te laten verrichten. Bovendien heeft de notaris nooit enige twijfel gehad over de geestelijke vermogens van klaagster sub 2. In dat verband verwijst de notaris naar de medische verklaring van de sociaal geriater [A] gedateerd 23 maart 2004, waarin deze verklaart dat er bij klager sub 2 geen sprake is van ernstige depressieve verschijnselen of van ernstige cognitieve stoornissen. Klager sub 2 kan haar persoonlijke en materiele belangen dan ook goed zelfstandig behartigen.
5.4. Ook heeft de notaris betoogd dat hij klager sub 2 voorafgaand aan en ter inleiding van het gesprek bij haar thuis schriftelijk heeft geïnformeerd met betrekking tot de door hem voorgestelde constructie, door haar een kopie van de brief van 17 oktober 2002 gericht aan haar dochter te doen komen.
5.5. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de notaris de indruk had dat er iets niet klopte heeft de notaris naar voren gebracht dat indien hij bedenkingen dien aangaande had gehad, hij de akte niet gepasseerd had.
5.6. Ten slotte wijst de notaris het verwijt van klagers dat hij zich onbeschoft en agressief heeft opgesteld van de hand. Wel heeft de notaris erkend dat het achteraf bezien beter was geweest om de administratie direct aan klagers mee te geven en er ook voorafgaand aan de inzage geen stukken uit had moeten halen.
6.1. Als uitgangspunt van het hof bij de beoordeling van onderhavige zaak geldt het testament van [H], verder te noemen erflater, gedateerd 11 maart 1999 en open gevallen op 21 april 2002.
Artikel C lid 1. bepaalt, voor zover hier van belang:
“Ik deel toe aan mijn voornoemde echtgenote: alle goederen en rechten die tot mijn nalatenschap zullen blijken te behoren.”
en Artikel 6 luidt, eveneens voorzover hier van belang:
“Ik heb dit bepaald ter verzorging van mijn echtgenote na mijn overlijden.”
De strekking van beide bepalingen is dat het de wens van erflater was zijn echtgenote, in casu klager sub 2, verzorgd achter te laten. Dit heeft als gevolg dat de notaris diende te effectueren hetgeen de erflater voor ogen had. In de onderhavige zaak is dit niet het geval geweest.
De notaris heeft bij het ontwerpen van de constructie ter bevoordeling van de dochter van klager sub 2 voornamelijk het belang van deze dochter gediend en is daarbij voorbijgegaan aan de belangen van klager sub 2. Het had op de weg van de notaris gelegen klager sub 2 voorafgaand aan de overdracht van de woning cum annexis van klager sub 2 aan de dochter uitvoerig op de financiële en fiscale consequenties van de beoogde constructie te wijzen, mede aan de hand van de financiële gegevens van klager sub 2. Bovendien had de notaris klager sub 2 het constructievoorstel schriftelijk dienen te doen toekomen en haar desgewenst voor akkoord te laten tekenen, gelet op de ingrijpende wijzigingen in het bestaan van klager sub 2. Dit geldt temeer nu klager sub 2 een aanmerkelijke leeftijd heeft. In een dergelijk geval heeft de notaris een zekere zorgplicht naar klager sub 2 toe, nu de notaris de auctor intellectualis is geweest van de constructie waarbij klager sub 2 nagenoeg haar hele vermogen is kwijt geraakt. De notaris had door dienen te vragen, gelet op de wens van de erflater om zijn echtgenote verzorgd achter te laten. Een enkele verwijzing bij brief van 17 oktober 2002 naar de brief gericht aan de dochter voldoet dienaangaande niet. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht door klagers voorgesteld. Het hof acht dit klachtonderdeel gegrond en zal de beslissing van de kamer op dit punt vernietigen.
6.2. Het bovenvermelde is redengevend voor het oordeel dat de notaris in voege als voormeld bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden onzorgvuldig heeft gehandeld en dat deze tekortkoming dus danig verwijtbaar is dat de maatregel van waarschuwing op zijn plaats is.
6.3. De klachtonderdelen met betrekking tot het instellen van een geriatrisch onderzoek en het telefoongesprek acht het hof ongegrond, nu het hof evenals de kamer van oordeel is dat er geen reden is geweest voor de notaris om een geriatrisch onderzoek te doen. Dit geldt evenzeer voor hetgeen de notaris met betrekking tot het telefoongesprek heeft verklaard.
6.4. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel is het hof met de kamer van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de notaris zich tijdens het gesprek van 20 februari 2004 onbeschoft en agressief heeft gedragen. Ook is het hof van oordeel dat de notaris onjuist heeft gehandeld door de administratie achter te houden en voorafgaand aan de inzage stukken uit de administratie te halen. Het hof zal het hoger beroep op dit punt verwerpen.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
- vernietigt de bestreden beslissing voor wat betreft de rubrieken genoemd in 4.1., 4.2.en 4.3. en opnieuw rechtdoende;
- verklaart de onderdelen van de klacht zoals bovenvermeld gegrond en legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bepaalt dat de maatregel zal worden tenuitvoergelegd ter terechtzitting van het hof van 24 november 2005 om 13.30 uur;
- bepaalt dat de griffier de notaris daartoe zal oproepen;
- verklaart de rubrieken 4.4. en 4.5. ongegrond;
- verwerpt het hoger beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 3 november 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN
Beslissing inzake de klacht van:
1. [klager],
wonende te [plaats], en
2. [klaagster],
wonende te [plaats],
klagers,
gemachtigde: mr. A.J. van Steensel,
advocaat te Den Haag
mr. [notaris],
notaris te [plaats],
gemachtigde: mr. H.J. Alberts,
advocaat te Zwolle.
Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klagers en de notaris.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de klacht van 26 april 2004 met bijlagen;
- de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klagers van 4 mei 2004;
- de aanvullende brief van klagers van 1 juni 2004 met bijlagen;
- de reactie van de notaris van 29 juni 2004 met bijlagen;
- de repliek van klagers van 12 augustus 2004;
- de dupliek van de notaris van 23 september 2004 met bijlagen;
- het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 4 november 2004 en het proces-verbaal van het getuigenverhoor van mevrouw [V], gehouden tijdens deze vergadering.
De navolgende feiten worden als vaststaand aangenomen:
2.1 Op 21 april 2002 is te [plaats] de heer [H] overleden. De erfgenamen zijn diens echtgenote mevrouw [H] (hierna ook: moeder), zoon [H] (hierna ook: de zoon) en dochter [H] (hierna ook: de dochter). Erflater had een testament ten behoeve van de langstlevende echtgenoot opgemaakt, dat is verleden voor de notaris. Tot de nalatenschap behoort onder meer een woning, gelegen aan de Koningin Wilhelminalaan 2 te [plaats].
2.2 Moeder heeft notaris mr. O. de Groot verzocht de nalatenschap af te wikkelen. Zij heeft haar dochter een volmacht gegeven om haar in alle handelingen ter zake van de nalatenschap te vertegenwoordigen.
2.3 Op 15 oktober 2002 heeft de dochter met de notaris een gesprek gevoerd over het voornemen van moeder om de woning aan haar over te dragen. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de notaris bij brief van 17 oktober 2002 de dochter geïnformeerd over een aantal mogelijkheden om dit te regelen en de fiscale consequenties daarvan. De notaris heeft bij brief van dezelfde datum een kopie van de brief aan de moeder gezonden, met de aankondiging dat hij met haar een afspraak zou maken om het een en ander door te spreken.
2.4 De overdracht van de woning heeft op 29 november 2002 ten overstaan van de notaris plaatsgevonden. Moeder heeft de dochter en haar partner de heer [D] ter financiering een renteloze lening onder hypothecaire zekerheid verstrekt. Moeder is in de woning blijven wonen op basis van een huurovereenkomst met haar dochter en de heer [D], waarbij de huurprijs per maand is vastgesteld op ? 1.134,45.
2.5 Eind december 2003 heeft moeder haar zoon benaderd omdat zij de boedelvolmacht aan haar dochter wilde intrekken. De zoon heeft naar aanleiding hiervan de notaris benaderd en afgesproken dat de volmacht met onmiddellijke ingang ingetrokken zou worden en dat de notaris de administratie van moeder bij de dochter zou ophalen.
2.6 Op 20 februari 2004 zou ten kantore van de notaris de administratie aan de zoon worden overhandigd. Bij deze afspraak waren eveneens aanwezig de moeder en mevrouw [V], toenmalige partner van de zoon. Tijdens het gesprek heeft de notaris besloten de administratie niet aan de zoon mee te geven. Er is een verklaring opgesteld en ondertekend door moeder, zoon en de notaris waarin onder meer is vastgelegd dat de notaris de administratie op 23 februari 2004 naar de zoon zal zenden en dat de kosten voor het kopiëren van de administratie door de notaris voor rekening van moeder zullen komen.
2.7 Bij brief van 24 februari 2004 heeft de notaris gereageerd op de schriftelijke vragen die de zoon tijdens de bespreking op 20 februari 2004 aan de notaris had overhandigd. Tevens heeft de notaris de administratie meegezonden.
3. De klacht, de gronden waarop deze berust en het verweer
3.1 De klacht van klagers valt uiteen in twee onderdelen.
Klachtonderdeel 1: meewerken aan de constructie van de verkoop van de woning aan de dochter.
De notaris had niet zonder meer zijn medewerking aan de constructie bestaande uit de verkoop, de lening en de huurovereenkomst mogen verlenen. De notaris had gelet op de hoge leeftijd van klaagster sub 2, zoals in het notariaat te doen gebruikelijk, een geriatrisch onderzoek moeten laten verrichten. Daarnaast had hij, gezien het feit dat de voorgestelde constructie voor moeder financieel zeer nadelig was en zij zelfs uit haar inkomen elke maand huur zou moeten gaan afdragen, de plicht haar nadrukkelijk en schriftelijk op de gevolgen te wijzen. Sterker nog, hij had haar deze constructie moeten afraden. Dat de notaris dit niet heeft gedaan klemt temeer daar hij op de hoogte was van het testament van erflater dat juist ten doel had gehad om moeder financieel goed verzorgd achter te laten. De notaris heeft met klaagster sub 2 voorafgaand aan het notariële transport op 29 november 2002 nooit een gesprek gevoerd over de constructie. Moeder heeft evenmin schriftelijke informatie van de notaris ontvangen. Hij heeft ook nooit haar financiële situatie uitgezocht.
De notaris heeft in een later telefoongesprek met klager sub 1 toegegeven dat hij al de indruk had gehad dat er iets niet klopte, maar dat moeder nu eenmaal bevestigend had geantwoord op zijn vraag of dit was wat zij wilde.
Klachtonderdeel 2: het gedrag van de notaris tijdens het gesprek op 20 februari 2004.
Tijdens de bespreking op 20 februari 2004 ten kantore van de notaris, waarbij klagers en mevrouw [V], de voormalige partner van klager sub 1, aanwezig waren, heeft de notaris zich in meerdere opzichten niet naar behoren gedragen. Op het moment dat klager sub 1 de notaris vragen ging stellen over diens medewerking aan de voor moeder financieel zeer nadelige constructie, werd de notaris plotseling onbeschoft en agressief. Hij weigerde de administratie aan klager sub 1 mee te geven, omdat hij klager sub 1 niet meer vertrouwde. Uit vrees voor verduistering van stukken wilde de notaris eerst kopieën voor zichzelf maken. De discussie hierover liep dusdanig hoog op, dat klager sub 1 zich genoodzaakt voelde zijn advocaat telefonisch te benaderen. De notaris heeft wel de administratie ter plekke laten inzien, maar hij heeft er eerst enkele stukken uit verwijderd.
Het klachtonderdeel waarin klagers de notaris verwijten dat hij de kosten van het kopiëren van de administratie moeder in rekening heeft gebracht, hebben klagers tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken, nadat de notaris had toegezegd de kosten voor eigen rekening te nemen. Dit onderdeel van de klacht behoeft derhalve geen verdere behandeling.
3.2 De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.
4. De beoordeling van de klacht
Klachtonderdeel 1: de medewerking van de notaris aan de constructie voor de verkoop van de woning aan de dochter
4.1 Het verwijt van klagers dat de notaris moeder nooit heeft geïnformeerd over de constructie en de zeer nadelige gevolgen ervan voor haar, heeft de notaris gemotiveerd betwist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij op 12 november 2002 bij moeder op bezoek is geweest en daar een uur lang met haar alleen heeft gesproken over de constructie en de gevolgen ervan. Moeder heeft in dat gesprek uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het haar wens was om haar huis aan haar dochter te verkopen, een lening aan haar te verstrekken en het huis van haar dochter terug te huren, waar zij aan toe heeft gevoegd dat het haar bedoeling was om haar dochter financieel zoveel mogelijk te bevoordelen ten opzichte van haar zoon.
Gelet op dit verweer is het voor de Kamer niet aannemelijk geworden dat de notaris geen gesprek met moeder over de gekozen constructie heeft gevoerd. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de notaris verscheidene details over het gesprek naar voren heeft gebracht. De Kamer acht het evenmin aannemelijk dat moeder geen kopie heeft ontvangen van de brief van 17 oktober 2002 die de notaris aan de dochter heeft gezonden.
4.2 Gezien de nadelige gevolgen van de constructie voor met name de inkomenspositie van moeder, had de notaris in het onderhavige geval een extra informatieplicht ten aanzien van de financiële consequenties van haar keuze. De Kamer is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de notaris moeder niet naar behoren over de financiële gevolgen van haar keuze heeft geïnformeerd. De Kamer merkt hierbij op dat gezien de onevenwichtige verhouding die door de constructie tussen de financiële situatie van de moeder en de dochter zou ontstaan, het niet goed te duiden is waarom de notaris voor de dochter de constructie en de consequenties ervan vanuit haar invalshoek schriftelijk heeft vastgelegd en bij de moeder heeft volstaan met een mondelinge toelichting. Het feit dat de notaris dit achterwege heeft gelaten is evenwel van onvoldoende gewicht om als tuchtrechtelijk laakbaar nalaten aan te merken.
De Kamer is overigens van oordeel dat het te ver voert om van de notaris te verlangen dat hij de door moeder tijdens hun gesprek opgegeven financiële gegevens op hun juistheid controleert.
4.3 Nadat moeder door de notaris was gewezen op de consequenties van de constructie, was vervolgens de keuze aan moeder. Het behoort niet tot de taak van de notaris om te proberen haar op andere gedachten te brengen. De opdracht die moeder had gegeven was helder en de notaris was gehouden daar zijn medewerking aan te verlenen.
4.4 In reactie op het verwijt dat de notaris een geriatrisch onderzoek had moeten laten doen, heeft de notaris aangevoerd dat bij hem geen enkele twijfel is ontstaan over de geestelijke vermogens van moeder. De Kamer is met de notaris van oordeel dat er in dat geval geen aanleiding voor de notaris bestaat om daar nader onderzoek naar te doen.
4.5 De stelling van klagers dat de notaris later in een telefoongesprek met de zoon heeft gezegd dat hij al de indruk had gehad dat er niets niet klopte, heeft de notaris gemotiveerd betwist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij de akte beslist niet had laten passeren als hij zijn bedenkingen had gehad. De Kamer ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. De getuigenverklaring van mevrouw [V] over hetgeen is gezegd tijdens dit telefoongesprek heeft niet tot een ander oordeel geleid. Zij heeft weliswaar verklaard dat de notaris deze woorden heeft gebruikt, maar nu zij deze woorden heeft opgevangen en niet zelf het gesprek heeft gevoerd, laat dit de mogelijkheid open dat deze woorden in de context van het gesprek een andere betekenis hebben gehad dan wel op een ander onderwerp betrekking hebben gehad.
Dit klachtonderdeel is derhalve tevergeefs voorgesteld.
Klachtonderdeel 2: het gedrag van de notaris tijdens het gesprek op 20 februari 2004
4.6 Het verwijt van klagers dat de notaris zich tijdens het gesprek onbeschoft en agressief heeft gedragen, is door de notaris betwist.
De notaris heeft wel erkend dat hij achteraf bezien beter direct de administratie mee had kunnen geven en er ook voorafgaande aan de inzage geen stukken uit had moeten halen, al had hij dat gedaan ter bescherming van klager sub 1. Hij heeft hier aan toegevoegd dat hij zich overvallen en aangevallen had gevoeld tijdens het gesprek, waardoor hij op dat moment de situatie niet goed meer kon overzien en tijd nodig had om de veranderde situatie tot zich door te laten dringen. Hij heeft direct de daarop volgende maandag alsnog de vragen schriftelijk beantwoord en de administratie toegezonden.
De Kamer is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat de notaris zich tijdens het gesprek onbeschoft of agressief heeft gedragen. De getuigenverklaring van mevrouw [V] heeft hier geen ander licht op geworpen. Wel constateert de Kamer dat tijdens het gesprek een onplezierige sfeer is ontstaan. Deze sfeer is mede ontstaan door een tweetal ongelukkige keuzes die de notaris tijdens het gesprek heeft gemaakt, zoals ook door hem is erkend. De notaris had namelijk de administratie niet achter moeten houden, maar voor de ontvangst moeten laten tekenen en daarna mee moeten geven. Daarnaast had hij voorafgaand aan de inzage geen stukken uit de administratie moeten halen. Al heeft hij dit met de beste bedoelingen gedaan, hij heeft hiermee bij klagers onnodig argwaan gewekt. In zoverre is de klacht dan ook gegrond.
De Kamer acht het voorstelbaar dat de notaris door de voor hem plotselinge verandering van posities en de daardoor ontstane tegengestelde belangen enige extra bedenktijd nodig heeft gehad. Zoals door de notaris is aangevoerd, heeft hij direct de maandag na het gesprek de administratie aan klager sub 1 gestuurd en de vragen uitgebreid schriftelijk beantwoord. Gelet op de bijzondere omstandigheden waaronder het gesprek heeft plaatsgevonden en gelet op deze adequate reactie van de notaris naderhand, acht de Kamer geen termen aanwezig voor het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel aan de notaris.
4.7 Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing worden gelaten.
4.8 Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing.
verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op het als onjuist aangeduide handelen in rechtsoverweging 4.6 van klachtonderdeel 2;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
legt aan de notaris geen maatregel op.
Aldus gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, E. Bos, mr. R.E.J. Bloem en mr. G.J.J. Stevelink, leden, mr. J.M. Rowel-van der Linde, plaatsvervangend lid, zulks in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger als secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 28 december 2004.
Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechtshof luidt: Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.