ECLI:NL:GHAMS:2005:AU0833
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Premieplicht voor volksverzekeringen van een zangeres met buitenlandse optredens
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2005, staat de premieplicht van een zangeres centraal die in 1998 optredens heeft gegeven in Nederland, Duitsland, Frankrijk en België. De belanghebbende, die in Nederland woont, heeft een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen had opgelegd. De inspecteur stelde het premie-inkomen vast op ƒ 47.371, inclusief buitenlandse inkomsten, en verklaarde het bezwaar van de zangeres ongegrond.
Tijdens de zitting op 11 februari 2005 werd het beroep van de zangeres behandeld door de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer, die de zaak verwees naar de Eerste Meervoudige Belastingkamer. De zangeres stelde dat de Verordening (EEG) 1408/71 alleen van toepassing is als er gelijktijdig in twee lidstaten wordt gewerkt, wat door het Hof werd verworpen. Het Hof oordeelde dat de zangeres premieplichtig is voor haar gehele inkomen, inclusief de buitenlandse opbrengsten, op basis van de Nederlandse wetgeving inzake volksverzekeringen.
Het Hof concludeerde dat de zangeres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van premie volksverzekeringen voor haar buitenlandse inkomsten, omdat zij geen E-101 verklaring had aangevraagd en haar werkzaamheden in verschillende lidstaten niet als gelijktijdig werkend in de zin van de Verordening konden worden aangemerkt. De uitspraak van het Hof bevestigde dat de zangeres onderworpen is aan de Nederlandse wetgeving inzake volksverzekeringen, en dat de hoogte van de aanslag niet in geschil was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de zangeres werd in het ongelijk gesteld.