ECLI:NL:GHAMS:2004:AT7237

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-000139-03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige roofovervallen met gebruik van wapens en geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het plegen van twee gewelddadige roofovervallen binnen een tijdsbestek van twee maanden, waarbij hij samen met anderen bruut geweld heeft gebruikt en dreiging met geweld heeft geuit. De overvallen vonden plaats in Amsterdam en gingen gepaard met het gebruik van (namaak)vuurwapens en andere wapens. Slachtoffers werden mishandeld en onder druk gezet om waardevolle spullen af te geven. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.

De eerste overval vond plaats op 18 januari 2002, waarbij de verdachte en zijn mededaders in een woning een paspoort, mobiele telefoons, geld en sieraden hebben gestolen. De slachtoffers werden mishandeld en bedreigd met geweld. De tweede overval vond plaats op 14 december 2001 in een bedrijf, waar de verdachte en zijn mededaders zes mobiele telefoons, telefoonkaarten en een geldbedrag hebben gestolen. Ook hier werden slachtoffers gedwongen tot afgifte van hun bezittingen door middel van geweld en bedreiging.

Het hof heeft vastgesteld dat de overvallen goed waren voorbereid en dat de daders rekening hielden met de aanwezigheid van slachtoffers. De verdachte was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van munitie, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebracht. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, Aprika Telecom B.V., niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat deze in de strafzaak kon worden behandeld. De uitspraak van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon van de verdachte.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-000139-03
datum uitspraak 13 september 2004
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 31 december 2002 in de strafzaak onder parketnummer 13-057137-02 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht – H.v.B. Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 27 augustus 2002, 19, 21, 26, 28 en 29 november 2002 en 16 en 18 december 2002 en in hoger beroep van 31 augustus 2004.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzittingen in eerste aanleg van 19 november 2002 en 16 december 2002 op vordering van de officier van justi¬tie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vorderingen wijzi¬ging tenlasteleg¬ging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daar¬door niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
ten aanzien van feit 2
op 18 januari 2002 te Amsterdam (in een woning [adres 1]) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. een paspoort en een mobiele telefoon (merk Panasonic) en een geldbedrag (waarde 2000 gulden) en sieraden en een horloge en damesschoenen en
b. een paspoort en een werkvergunning en bankpassen en een pinpas en een identiteitskaart,
toebehorende aan
a. [slachtoffer 1] en
b. [slachtoffer 2]
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 1] hebben geslagen en in een kast hebben opgesloten en met een mes tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben geslagen en die [slachtoffer 1] tegen de grond hebben geduwd en die [slachtoffer 1] hebben vastgebonden en die [slachtoffer 2] hebben vastgepakt bij de nek en het hoofd en die [slachtoffer 2] tegen de grond hebben geduwd en de handen en voeten van die [slachtoffer 2] met een snoer (van de televisie) hebben vastgebonden en een snoer om de nek van die [slachtoffer 2] hebben geknoopt;
ten aanzien van feit 3
op 14 december 2001 te Amsterdam (in een bedrijf, perceel [adres 2]) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. zes mobiele telefoons (merken; Ericsson T39, Nokia, Samsung, Motorola) en 1900 telefoonkaarten en/of prepaidkaarten (waarde 29.000 euro) en 800 telefoonkaarten en/of prepaidkaarten (waarde fl. 20.000,-) en 2000 telefoonkaarten en/of prepaidkaarten (gedeactiveerd) en
b. een geldbedrag (waarde fl. 25,-) en
c. twee mobiele telefoons (Ericsson T39 en Ericsson T29) en telefoonkaarten en/of prepaidkaarten en een creditcard en pinpassen en pasjes en een rijbewijs en een identiteitskaart en een kentekenbewijs en een ring en een tas en
d. een mobiele telefoon en
e. een sleutel en
h. een paspoort
toebehorende aan
a. [slachtoffer 3] en
b. [slachtoffer 4] en
c. [slachtoffer 5] en
d. [slachtoffer 6] en
e. [slachtoffer 7] en
h. [slachtoffer 8],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
hij op 14 december 2001 te Amsterdam (in een bedrijf, perceel [adres 2]) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee en mobiele telefoon en [slachtoffer 10] heeft gedwongen tot afgifte van een mobiele telefoon (merk Panasonic), toebehorende aan die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10],
welk geweld en welke bedreiging met geweld, bedoeld in de bovengenoemde diefstal en afpersing, hieruit bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- die [slachtoffer 3] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het gezicht hebben geslagen en tegen de rug van die [slachtoffer 3] hebben geduwd en de handen van die [slachtoffer 3] met tape hebben vastgebonden en de mond van die [slachtoffer 3] met tape hebben dichtgeplakt en
- die [slachtoffer 5] tegen de nek en tegen het hoofd hebben geschopt en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de richting van die [slachtoffer 5] hebben gehouden en een tas uit de handen van die [slachtoffer 5] hebben gepakt en de handen van die [slachtoffer 5] met tape hebben vastgebonden en de mond van die [slachtoffer 5] met tape hebben dichtgeplakt en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het lichaam van die [slachtoffer 6] hebben gericht en
- die [slachtoffer 7] tegen de rug hebben geslagen en
- die [slachtoffer 9] tegen de rug hebben geslagen en die [slachtoffer 9] hebben geduwd en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 10] hebben gericht;
ten aanzien van feit 4
op 21 februari 2002 te Amsterdam munitie van categorie III, te weten drie scherpe patronen (zonder merk aanduiding, kaliber .22 Longrifle, randvuur munitie), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf¬baarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit straf¬baar is.
Het bewezengeachte levert op:
ten aanzien van feit 2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaar¬heid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren en dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft binnen een tijdsbestek van 2 maanden samen met anderen twee zeer gewelddadige roofovervallen gepleegd. Deze overvallen werden uitgevoerd in groepsverband en gingen gepaard met bruut en overdadig geweld en dreiging met geweld. Daarbij werden (namaak)vuurwapens dan wel andere wapens gebruikt en werden slachtoffers mishandeld.
De overvallen werden goed voorbereid en werden uitgevoerd op bij de daders min of meer bekende slachtoffers. Zo is er bij de overval op [adres 1] rekening mee gehouden dat er in het pand tevens een soort eethuisje was gevestigd en verder is aannemelijk geworden dat er inzicht was verworven in de bedrijfsvoering en de lokatie van de kluis in het pand [adres 2]. Daarnaast kan gelet op de verklaring van een der mededaders niet worden uitgesloten dat in de woning [adres 1] feitelijk sprake was van een ripdeal waarbij de daders er bewust rekening mee hielden dat de aangiftebereidheid laag zou zijn.
Een groot aantal personen is door deze overvallen benadeeld en een aantal van hen heeft lichamelijk letsel opgelopen. Tevens valt te verwachten dat de slachtoffers nog lang de psychisch gevolgen zullen moeten dragen die dergelijke gewelddadige overvallen naar de ervaring leert, veroorzaken. Daarnaast brengen dergelijke overvallen grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij met zich mee.
Verdachtes handelen kan enkel worden verklaard door de drang naar financieel gewin, waaraan de slachtoffers geheel ondergeschikt werden gemaakt.
Daarnaast was verdachte ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van munitie, te weten een drietal scherpe patronen. Het voorhanden hebben van munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Docu¬mentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 27 juli 2004, is verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering, Aprika Telecom B.V., heeft zich middels diens gemachtigde mr. L.J.G. Voorn overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde.
De benadeelde partij, Aprika Telecom B.V., heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 49.205,- zoals door haar ook in eerste aanleg gevorderd.
De verdachte heeft deze vordering betwist, door te stellen dat hij zich niet schuldig acht aan het hem onder 3 tenlastegelegde feit.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de benadeelde partij daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (VIJF) JAREN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart de benadeelde partij Aprika Telecom B.V. niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Gonggrijp-van Mourik, De Vries en Van Atteveld, in tegenwoordigheid van mrs. Van Harten en Peeperkorn, griffiers en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 september 2004.