ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ8887

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1167/03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing Kamer van Toezicht over notaris inzake verjaringseigendom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Assen. De zaak betreft een klacht van een appellant, die zich beklaagde over de handelwijze van de notaris bij het verlijden van een akte van verjaring op 26 februari 2002. De appellant stelde dat de notaris onvoldoende onderzoek had verricht naar de erfgenamen van de overleden mevrouw [naam], en dat hij in strijd met de Wet op het notarisambt had gehandeld door de akte te verlijden zonder contact op te nemen met de rechtsopvolger van de vorige notaris, die een nietige akte van verjaring had verleden. De notaris had volgens de klager moeten nagaan of er andere erfgenamen waren en had moeten voorkomen dat de belangen van deze erfgenamen geschaad werden.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de Kamer van Toezicht waren vastgesteld en heeft geoordeeld dat de notaris voldoende zorgvuldigheid had betracht. Het hof concludeerde dat de notaris op basis van de beschikbare informatie terecht had geconcludeerd dat mevrouw [naam] door verjaring eigenaar was geworden van het registergoed. De notaris had de relevante bewijsstukken bestudeerd en had geen reden om aan te nemen dat er andere erfgenamen waren die aanspraak konden maken op het onroerend goed. Het hof heeft de klacht van de appellant ongegrond verklaard en het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de Kamer van Toezicht werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 22 juli 2004 in de zaak onder rekestnummer 1167/2003 NOT van:
[naam]
wonende te [plaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. E.M. ten Kate,
t e g e n
MR. [naam],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: prof. mr. W.R. Meijer.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 14 november 2003 ingekomen een geschrift van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, verder te noemen de kamer, van 15 oktober 2003, waarbij de klacht tegen geïntimeerde verder te noemen de notaris ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 24 december 2003 een verweerschrift – met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2004. Klager en de notaris zijn beiden verschenen, vergezeld van hun advocaten. Zij hebben allen het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer daaromtrent in haar beslissing van 15 oktober 2003 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris onzorgvuldig gehandeld te hebben bij het verlijden van de akte van verjaring op 26 februari 2002, waardoor de erfgenamen van mevrouw [naam] eigenaar zijn geworden van een onroerende zaak aan [naam] te [plaats].
4.2. De notaris heeft onvoldoende onderzoek verricht. Uit het kadaster had de notaris kunnen afleiden dat er verscheidene erfgenamen waren naast mevrouw [naam], en dat het hier ging om alle afstammelingen van de heer [naam].
De notaris had ook contact moeten opnemen met notaris Kral, de rechtsopvolger van wijlen notaris Bodewes, die in 1990 een nietige akte van verjaring had verleden. Hierdoor had de notaris kennis kunnen nemen van de brief van 16 oktober 1990 waarin aan de overige erfgenamen werd verzocht geen actie te ondernemen tegen de achteraf nietig gebleken akte van verjaring.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris bestrijdt de stelling van klager. Bij de afwikkeling van de nalatenschap van mevrouw [naam] is door hem een verklaring van verjaring opgemaakt. Hieraan voorafgaand heeft de notaris de bewijsstukken bestudeerd en geconcludeerd dat op grond van de hem bekende bescheiden geen andere gevolgtrekking mogelijk was dan dat mevrouw [naam] door verjaring eigenaar was geworden van de onroerende zaak. De inhoud van de brief van 16 oktober 1990, van notaris Kral, is verder irrelevant voor deze conclusie.
6. De beoordeling
6.1. Het hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt, met uitzondering van rechtsoverweging 5.8.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.3. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille, Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 22 juli 2004.
Kamer van Toezicht
over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen
K.v.T.-klachtnr. 1/2003
1e blad
Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:
[naam]
[adres], [plaats],
hierna ook aan te duiden als klager,
t e g e n
dhr. mr. [naam], notaris,
[postbus], [plaats],
hierna ook aan te duiden als de notaris.
OVERWEGINGEN
1. De procedure.
1.1. Bij brief van 22 januari 2003 (met bijlagen) heeft klager zich beklaagd over de notaris.
1.2. Bij brief van 19 maart 2003 heeft de notaris op de klacht geantwoord.
1.3. Bij brief van 19 mei 2003 heeft klager gerepliceerd op het antwoord van de notaris.
1.4. Bij brief van 1 juli 2003 heeft de notaris gedupliceerd.
1.5. Bij brieven van 2 juli en 25 augustus 2003 is aan klager en de notaris mededeling gedaan van de mondelinge behandeling van de klacht in de openbare zitting van de Kamer van Toezicht van woensdag 3 september 2003 om 11.15 uur.
1.6. Ter zitting van de Kamer is klager verschenen evenals de notaris, die werd bijgestaan door mevrouw prof. mr. W. R. Luijten-Meijer.
2. De feiten.
2.1. De notaris heeft bij door hem verleden akte van 26 februari 2002 onder meer verklaard dat de in die akte vermelde erven/afstammelingen van [naam] geboren te [plaats] op 2 januari 1907 en overleden te [plaats] op 24 mei 2001), door verjaring eigenaar zijn geworden van het registergoed woonhuis met ondergrond, erf en tuin, staande en gelegen te 7812 BN [plaats], [naam], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie D, nummer 10478, groot 8 are en 60 centiare.
K.v.T.-klachtnr. 1/2003
2e blad
2.2. De notaris verklaart in genoemde akte tevens onder meer dat:
- door verjaring is verkregen het hiervoor omschreven registergoed;
- niet bekend is tegen wie de verjaring werkt;
- een onafgebroken bezit van meer dan twintig jaren door voornoemde mevrouw [naam] tot de verjaring heeft geleid;
- niet bekend is of de verjaring wordt betwist;
- bewijsstukken aan hem zijn overgelegd en aan deze verklaring gehecht, welke genoegzaam aantonen dat de onderhavige verjaring zich heeft voorgedaan;
- het hierbij gaat om de volgende bewijsstukken:
a. een notariële akte van verjaring op 24 oktober 1990 verleden voor notaris C. G. H. Bodewes, destijds notaris te [plaats], welk akte nietig is aangezien voornoemde mevrouw [naam] ten tijde van dit beroep bezitter te kwader trouw was terwijl volgens de toenmalig geldende wetgeving slechts een bezitter ter goede trouw een beroep op verkrijgende verjaring kon doen; dat echter mevrouw [naam] ten tijde van dit beroep al wel een onafgebroken bezit had van twintig jaren en dat dit bezit onafgebroken is geweest tot aan haar dood aangezien zij op voornoemd adres is overleden;
b. een notariële verklaring van executele alsmede een lijst met personalia van de erven [naam];
c. een onderzoeksrapport opgemaakt door mevrouw mr. A. J. L. de Bruijn, advocate bij Homveld Heuzeveld Van Roosmalen Advocaten te Emmen;
- voornoemde mevrouw [naam] blijkens artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 93 van de Overgangswet, op één januari 1993 door verkrijgende verjaring van voornoemd registergoed eigenaresse is geworden;
- door overlijden van voornoemde mevrouw [naam] deze eigendom onder algemene titel op haar erfgenamen is overgegaan.
3. De klacht.
3.1. Klager stelt dat het terzake door de notaris verrichte onderzoek niet voldoende is geweest en dat de notaris aldus in strijd met de Wet op het notarisambt heeft gehandeld; hij heeft zijn onderzoeksplicht verzaakt.
De notaris had contact dienen op te nemen met notaris Kral (zijnde de rechtsopvolger van thans wijlen notaris Bodewes), met de vraag waarom een notaris een nietige akte verlijdt en hoe deze tot stand is gekomen; in dat geval had de notaris kennis kunnen nemen van de brief van 16 oktober 1990, waarin aan de overige erfgenamen werd verzocht om geen aktie te ondernemen tegen de -achteraf gebleken- nietige akte van verjaring.
Tevens had de notaris, door het kadaster te raadplegen, kunnen zien dat er andere erf-genamen waren naast mevrouw [naam] en dat het hier ging om “alle afstammelingen” van de heer [naam].
Door de akte op 26 februari 2002 te verlijden, heeft de notaris de belangen van de overige erfgenamen van [naam] geschaad.
4. Het verweer.
4.1. De notaris verweert zich met onder meer te stellen dat hij voor het maken van een verklaring van verjaring al het nodige onderzoek heeft gedaan en in gemoede tot de conclusie is gekomen dat [naam] door verjaring enig eigenaresse van het betrokken registergoed is geworden.
Tijdens het door de notaris gedane onderzoek heeft hij op geen enkel moment ook maar het vermoeden gekregen dat verbintenisrechtelijke afspraken zouden kunnen bestaan tussen [naam] en de andere erfgenamen van de oorspronkelijk –doch ten onrechte- als gebruiker teboekgestelde [naam].
K.v.T.-klachtnr. 1/2003
3e blad
4.2. Het ging er de notaris slechts om de vraag te beantwoorden of in 2002 sprake was van een verkrijgende verjaring; voor hem is komen vast te staan dat [naam] met betrekking tot het betrokken perceel aan de eisen van een voortdurend en ongestoord bezit van meer dan twintig jaren voldeed; daar ging het om bij de voorbereiding van de akte van 2002, daar heeft de notaris een onderzoek naar ingesteld en op basis van de resultaten heeft de notaris de akte van 26 februari 2002 gepasseerd.
5. De beoordeling.
5.1. Notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen terzake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en terzake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
5.2. De Kamer heeft dat handelen of nalaten op klachtwaardigheid te beoordelen.
5.3. Blijkens diens repliek van 19 mei 2003 betwist klager niet dat mevrouw [naam] door verjaring eigenaar van het betreffende onroerend goed is geworden en dat het passeren van de bewuste akte van 26 februari 2002 niet onjuist was.
5.4. Gelet op de klacht ligt slechts de vraag voor of de notaris terzake voldoende zorgvuldigheid heeft betracht; de Kamer beantwoordt die vraag bevestigend op grond van het volgende.
5.5. Naar aanleiding van ontvangen informatie van [naam] (executeur-testamentair inzake de nalatenschap van [naam]), heeft de notaris een onafhankelijk onderzoek geïnitieerd; zowel klager als de notaris baseren zich op het door advocate mevr. mr. A. J. L. de Bruijn geproduceerd rapport terzake.
5.6. Tegen de achtergrond van de verjaring had het volgens klager op de weg van de notaris gelegen om in elk geval te rechercheren bij notaris Kral (als opvolgend notaris van thans wijlen notaris Bodewes) om aldus kennis te dragen van de inhoud van een schrijven van notaris Bodewes d.d. 16 oktober 1990. Dat standpunt kan niet worden gevolgd.
Wat er ook zij van de inhoud van die brief (die bij de notaris overigens niet tot een ander standpunt zou hebben geleid), op basis van alle vergaarde informatie was voor de notaris duidelijk geworden dat [naam] door verjaring eigenares is geworden en dat de vererving daaruit is voortgevloeid. In dat licht kon de brief uit 1990 niet tot een andere conclusie en handelwijze van de notaris leiden.
5.7. De zorgvuldigheid bij de notaris dwingt hem er weliswaar toe er voor te waken dat rechten van anderen niet worden geschaad, in de onderhavige kwestie was dat niet (meer) aan de orde; vast stond immers dat slechts [naam] als gerechtigde kon worden gekwalificeerd.
5.8. Klagers klacht wordt naar het oordeel van de Kamer voor een belangrijk deel bepaald door klagers teleurstelling in de houding van [naam], die niet meer wilde weten van een in 1990 door hem gedane toezegging. Dat kan de notaris echter niet worden aangerekend.
5.9. Het vorenstaande moet er dan ook toe leiden dat de klacht ongegrond verklaard moeten worden.
K.v.T.-klachtnr. 1/2003
4e blad
BESLISSING:
De Kamer van Toezicht te Assen verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven te Assen op woensdag 15 oktober 2003 door:
mr. J. S. van der Kolk, voorzitter,
mrs. M. C. D. Boon-Niks, H. A. Bongers-Kuipers, J. Daverschot en A. H. C. van Drooge, leden,
Jt. Kuipers, secretaris,
en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.-
(Jt. Kuipers), (Mr. J. S. van der Kolk),
secretaris. voorzitter.