ECLI:NL:GHAMS:2003:AO3651

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-002489-03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van cocaïne door verdachte te Schiphol

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne in Nederland. Op 2 mei 2003 arriveerde de verdachte op Schiphol met ongeveer 20.976,5 gram cocaïne in zijn bagage. De verdediging voerde aan dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij slechts 7 kilogram verdovende middelen vervoerde, gebaseerd op informatie van een derde partij. Het hof oordeelde echter dat de verdachte, ondanks het gewicht van de koffer, onvoldoende onderzoek had gedaan naar de inhoud ervan en daarmee bewust de kans had aanvaard dat hij meer dan de afgesproken hoeveelheid zou invoeren.

Het hof achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 50 maanden op. De rechtbank had eerder een vergelijkbare straf opgelegd, die door de advocaat-generaal werd ondersteund. Het hof overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de handel in dergelijke hoeveelheden vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Het hof verklaarde ook dat het in beslag genomen vliegticket verbeurd werd verklaard, aangezien het bewezen feit met behulp van dit voorwerp was begaan. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-002489-03
datum uitspraak 11 december 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 6 juni 2003 in de strafzaak onder parketnummer 15/000983-03 van het openbaar ministerie tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Pollart te Roermond.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 6 juni 2003 en in hoger beroep van 27 november 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, verbetert het hof deze. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Bewezengeachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij 7 kilogram verdovende middelen naar Nederland had meegenomen, waardoor opzet op het invoeren van bijna 21 kilogram niet bewezen verklaard kan worden. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte had afgesproken 7 kilogram verdovende middelen in Nederland in te voeren. De koffer met de verdovende middelen heeft hij niet zelf ingepakt. Toen hij in Suriname, in de auto onderweg naar het vliegveld, de reeds ingepakte koffer ontving en bemerkte dat deze aanzienlijk meer woog dan 7 kilogram, heeft hij degene die hem de koffer had overhandigd om uitleg gevraagd. De verklaring die de verdachte voor voornoemde omstandigheid kreeg, te weten dat de afgesproken hoeveelheid verdovende middelen was verpakt in lood, zodat speurhonden de verdovende middelen niet zouden kunnen ruiken, is een plausibele, zodat de verdachte erop mocht vertrouwen dat zich in de koffer niet meer dan 7 kilogram verdovende middelen bevond.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Nu de verdachte, die reeds voor zijn vertrek vanuit Suriname naar Nederland bemerkte dat de koffer opvallend zwaar was, op de enkele mededeling dat zich niet meer dan 7 kilogram verdovende middelen in de koffer bevond, is afgegaan en heeft nagelaten zich deugdelijk te overtuigen van de precieze inhoud van de door hem later meegenomen en als bagage ingecheckte koffer, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een grotere hoeveelheid verdovende middelen zou invoeren dan voordien was afgesproken, zoals ook het geval is gebleken.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
op 2 mei 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 20.976,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld conform de beslissing van de rechtbank.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, te weten bijna 21 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in een dergelijke hoeveelheid cocaïne plegen gepaard te gaan met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 2 oktober 2003 is de verdachte eerder ter zake van (andersoortige) strafbare feiten veroordeeld.
Al het voorgaande overwegende is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is en zal de verdachte dienovereenkomstig veroordelen.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het vliegticket, dat aan de verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien het bewezengeachte met behulp van dit voorwerp is begaan of voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 24, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 (VIJFTIG) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd het volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp:
- 1.00 STK vliegticket Surinam Airways [nummer], ten name van de verdachte.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp:
- 1.00 STK telefoontoestel kl: wit, Nokia 3310 [nummer] (imei + KPN HI simkaart [nummer]).
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Gonggrijp-van Mourik, Voncken en Korvinus, in tegenwoordigheid van Peeperkorn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 december 2003.
Mr. Korvinus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.