arrestnummer
rolnummer (…)
datum uitspraak 4 september 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 11 december 2002 in de strafzaak onder parketnummer (…) van het openbaar ministerie tegen
(verdachte),
geboren te (…) op (…),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in (…).
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 6 september en 27 november 2002 en in hoger beroep van 21 augustus 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, verbetert het hof deze. De verdachte wordt daar-door niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de eerste rechter.
Ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu doelbewust of met grote veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak tekort is gedaan. De raadsman voert ter onderbouwing van dit verweer - kort samengevat - het volgende aan. Verdachte heeft reeds bij de aanhouding gesteld onschuldig te zijn. Gedurende het opsporingsonderzoek is door of vanwege het Openbaar Ministerie geen onderzoek gedaan naar gegevens die de verklaring van verdachte zouden kunnen onderbouwen dan wel heeft dit onderzoek zo laat plaatsgevonden dat eventueel aanwezige gegevens niet meer beschikbaar waren. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor het beleidsmatig hanteren van het zogenaamde "maximaal 3 dagen-onderzoek" inzake drugskoeriers waarbinnen dermate gebrekkig onderzoek is gedaan dat daardoor de onschuldpresumptie is geschonden.
Volgens de raadsman is hiermee sprake van een vormverzuim in het gerechtelijk vooronderzoek als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering, dat zijns inziens primair moet leiden tot niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging van verdachte, subsidiair tot bewijsuitsluiting en meer subsidiair tot strafvermindering.
Het hof overweegt met betrekking tot het gevoerde verweer het volgende.
Niet is aannemelijk geworden dat het opsporingsonderzoek - ook in de vorm van het "3-dagen-onderzoek" - zodanig is gevoerd dat daardoor doelbewust of met grote veronachtzaming van de belangen van verdachte aan haar recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. Het hof constateert dat prima facie de zaak klip en klaar was: op de reispapieren van verdachte en haar mededader waren de claimtags bevestigd van de bagage waarin bijna 30 kilo cocaïne was aangetroffen en op die reispapieren stond die bagage als gezamenlijk met een totaalgewicht van 50 kilo ingecheckt, aangegeven. Dat gewicht van 50 kilo kwam overeen met het totaalgewicht van de koffers, zoals op Schiphol aangetroffen. De enkele ontkenning van verdachte en haar mededader hierbij te zijn betrokken is onder die omstandigheden niet voldoende redengevend voor nader opsporingsonderzoek.
Reeds om die reden verwerpt het hof de gevoerde verweren en acht het hof het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging. Het hof ziet derhalve ook geen aanleiding tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen bescheiden. Evenmin dient de wijze waarop onderzoek is verricht te leiden tot strafvermindering.
Ten overvloede merkt het hof op dat de raadsman eraan voorbij gaat dat de verdachte in een vroegtijdig stadium werd bijgestaan door een raadsman of raadsvrouw; het is immers mede een taak van de raadsman of raadsvrouw ontlastend materiaal te verzamelen.
Voorzover de raadsman doelt op het niet natrekken van de "papertrail", namelijk de extra barcode op het bij de luchtvaartmaatschappij achterblijvende deel van de instapkaart en onderzoek naar mogelijk in de passagierslijst aangebrachte wijzigingen merkt het hof op dat gelet op het verhandelde ter zitting is gebleken dat daaruit geen ontlastende gegevens naar voren konden komen. Immers uit het feit dat de claimtags moeten zijn geprint ten tijde van het inchecken, welk tijdstip op de passagierslijst overeenkomt met het door mede-verdachte (…) opgegeven tijdstip, blijkt reeds dat die gegevens nadien niet zijn gewijzigd. De extra barcode heeft tot doel de eigenaar van bagage te kunnen lokaliseren, indien het bagagelabel van de bagage is verwijderd. Nu verdachte stelt geen bagage te hebben ingecheckt zou met dat onderzoek geen redelijk doel zijn gediend.
Het hof verwerpt het verweer derhalve in al zijn onderdelen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 30 mei 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 29.692 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Verdachte en haar mededader hebben gesteld dat zij de 2 stuks bagage waarin de cocaïne is aangetroffen, niet op de luchthaven van Aruba hebben ingecheckt. Naar het oordeel van het hof is deze stelling niet aannemelijk geworden.
Uit de stukken in het dossier en de verklaringen ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken.
- tijdens de incheckprocedure worden achtereenvolgens de boardingcard en, als ruimbagage wordt aangeboden, het bagagelabel geprint. Het bagagelabel bestaat uit een lange strook met daarop gekleefd het label, de claimtag en de barcodes;
- de persoonsgegevens en aantal stuks bagage met totaalgewicht worden tijdens de incheck
procedure verwerkt op de passagierslijst, waarbij onder "time" automatisch het tijdstip van de laatste incheckhandeling wordt opgenomen;
- tot het tijdstip van afsluiten van de passagierslijst (ongeveer 20 minuten voor vertrek)
kunnen daarop wijzigingen worden aangebracht. Iedere wijziging leidt tot een automatische aanpassing van het tijdstip onder "time" in het tijdstip waarop die wijziging is aangebracht;
- niet weersproken is de juistheid van het op de passagierslijst vermelde tijdstip van
inchecken van verdachte en haar mededader, zijnde 00.49 uur;
- de passagierslijst vermeldt ten aanzien van verdachte en haar mededader naast het tijdstip
van inchecken respectievelijk 0 en 2 stuks bagage met een totaalgewicht van 50 kilo;
- op de tickets van verdachte en haar mededader staat vermeld de handgeschreven
aantekening 2/50 respectievelijk "pooled with", hetgeen inhoudt dat 2 stuks bagage
met een totaalgewicht van 50 kilo onder beide tickethouders is ingecheckt.
Verdachte en haar mededader hebben verklaard beiden bij de incheckbalie te zijn geweest.
Haar mededader heeft verklaard de tickets te hebben overhandigd, te hebben gezien dat de grondstewardess op de tickets aantekeningen heeft gemaakt en deze vervolgens in een hoesje aan hem heeft geretourneerd. Hij heeft dit hoesje met inhoud op enig moment aan verdachte gegeven. Verdachte heeft verklaard het hoesje met de tickets aan niemand te hebben afgegeven dan aan de aanhoudende verbalisant op Schiphol.
Op grond van vorengaande staat naar het oordeel van het hof vast
-dat de bagagelabels, bestaande uit de labels aangetroffen op de 2 stuks bagage waarin de cocaïne is aangetroffen (totaalinhoud rond de 50 kilo) en de bij verdachte en haar mededader aangetroffen claimtags zijn geprint ten tijde van het inchecken door verdachte en haar mededader;
-dat deze gegevens op dat tijdstip zijn verwerkt op de passagierslijst en op de tickets;
-dat de claimtags ten tijde van het inchecken op het hoesje zijn geplakt.
Het hof acht niet aannemelijk dat de grondstewardess, terwijl geen ruimbagage is aangeboden, onder de ogen van verdachte en haar mededader 2 opvallende bagagelabels heeft geprint, daarvan de claimtags heeft verwijderd en aan de reispapieren van verdachte en haar mededader heeft gehecht.
Derhalve staat voor het hof vast dat verdachte en haar mededader de 2 stuks bagage met daarin bijna 30 kilo cocaïne ten tijde van het inchecken ter vervoer hebben aangeboden.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf-baarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit straf-baar is.
Het bewezengeachte levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaar-heid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte en haar echtgenoot hebben een voor verdere verspreiding onder dealers en/of verslaafden geschikte hoeveelheid cocaïne in Nederland ingevoerd. Hard drugs, waaronder cocaïne, vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden ge-pleegde criminaliteit. Kennelijk heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Blijkens een haar betreffend uittreksel uit het Algemeen Docu-mentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 3 juli 2003, is verdachte niet eerder in Nederland veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijs omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (ACHTENVEERTIG) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. VanWijnen-Vergeer, Tilleman en Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. Westerhout, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2003.
De griffier is buiten staat dit
arrest mede te ondertekenen.
Mr. Van Wijnen - Vergeer is buiten
staat dit arrest mede te ondertekenen.