ECLI:NL:GHAMS:2000:2

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2000
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
23-001323-99
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op vijfjarige dochter door moeder met voorbedachte rade

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die haar vijfjarige dochter opzettelijk en met voorbedachte rade om het leven heeft gebracht. De verdachte, geboren te A op B en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de uitspraak gedetineerd. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het vonnis van de arrondissementsrechtbank Utrecht van 18 mei 1999. De verdachte werd beschuldigd van moord, gepleegd op of omstreeks 27 juli 1998 te Utrecht. De tenlastelegging omvatte het toedienen van een medicijn bevattende Oxazepam en het uitoefenen van geweld op het hoofd van het slachtoffer, wat leidde tot de dood door een combinatie van ernstig hoofdletsel en verstikking.

Tijdens de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder psychologen en psychiaters, die hebben geconcludeerd dat de verdachte mogelijk verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. Het hof heeft de bewijsvoering van de aanklager en de verdediging zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde moord. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

De uitspraak benadrukt de schokkende aard van het delict, waarbij een ouder haar eigen kind om het leven heeft gebracht, en de impact daarvan op de rechtsorde. Het hof heeft ook overwogen of terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk was, maar heeft dit niet opgelegd, gezien de omstandigheden en het advies van de deskundigen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en het hof heeft rekening gehouden met haar emotionele toestand en de gevolgen van haar daden.

Uitspraak

Arrestnummer 1591/00
rolnummer 23-001323-99
datum uitspraak 5 september 2000
tegenspraak

Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam

gewezen op liet hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te
Utrecht van 18 mei 1999 in de strafzaak onder parketnummer 16/110685-98 tegen
De verdachte,
geboren te A op B,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd Pl Toorenburg, unit Amerswiel, Heerhugowaard.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 mei 1999 en in hoger beroep van 21 december 1999 en 22 augustus 2000.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadslieden naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
zij op of omstreeks 27 juli 1998 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht,
opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk C van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijk,
een of meermalen een of meer pillen en/of capsules, althans (een)
medicijn(en), bevattende Oxazepam, althans een verdovende en/of
(spier)verlammende) stof, toegediend aan en/of laten innemen door die
C en/of (aldus) die C buiten bewustzijn gebracht en/of bedwelmd en/of versuft en/of
een of meermalen (met kracht) (-al dan niet met gebruikmaking van een of meer
(hard(e)) voorwerp (en)-) op/tegen het hoofd van die C geslagen en/of gestampt en/of getrapt en/of geschopt en/of een of meermalen (met kracht) het hoofd van die C tegen/op
» •• .
een of meer (hard(e)) voorwerp(en)/object(en) en/of de grond geslagen,
in elk geval uitwendig, mechanisch botsend geweld heeft uitgeoefend. op/tegen
hoofd van die C en/of
die C verstikt en/of doen stikken (-al dan niet door het brengen/duwen van zand, althans-grond, in de mondholte en/of keelholte en/of slokdarm en/of luchtpijp, althans het lichaam, van die C-),
althans een of meer handelingen verricht die de luchttoevoer voor die C hebben belemmerd in elk geval een of meer handelingen verricht die die C het ademen onmogelijk hebben gemaakt,
in elk geval een of meer (levensontnemende) (gewelds)handelingen) gepleegd
ten. aanzien van (het hoofd en/of het lichaam) die C,
tengevolge waarvan voornoemde C (door (een combinatie van) (ernstig) hoofdletsel en/of verstikking) is overleden;

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee met verenigt.

De bewijslevering

De raadsman, mr. Damman, heeft zakelijk weergegeven als verweer gevoerd dat uit het rapport
d.d. 16 oktober 1998 van forensisch entomoloog J. Krikken slechts kan worden geconcludeerd
dat de dood van het slachtoffer op dinsdagochtend 28 juli 1998 is ingetreden en dat de verdachte -
die toen op het politiebureau verbleef - dus niet als dader kan worden aangemerkt.
Het hof verwerpt dit verweer, nu dit berust op een onjuiste lezing van genoemd rapport, in het
bijzonder gelet op het uit de gehanteerde bewijsmiddelen volgende tijdstip van overlijden van het
slachtoffer op 27 juli 1998 vóór zonsondergang.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten
laste gelegd, zoals is aangegeven op de aan dit arrest als bijlage gehechte - gestreepte - kopie van
de tenlastelegging. De inhoud geldt als hier ingevoegd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden
vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de
feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De strafbaarheid van het feit

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde
uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
moord.

De strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft kennis genomen van het rapport van 22 mei 2000, opgemaakt door J.W. Gerritsen,
psychiater en M.L. Frohn-de Winter, psycholoog. Daarin wordt zakelijk weergegeven onder
meer geconcludeerd:
- dat verdachte lijkt te lijden aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van haar
geestvermogens, in die zin dat sprake is van een narcistische persoonlijkheidsproblematiek
met borderline-trekken;
- dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in een labiele emotionele situatie verkeerde
die waarschijnlijk samenhing met haar persoonlijkheidsstructuur en haar omstandigheden;
- dat het bovenstaande haar gedragskeuzen c.q. haar gedragingen ten tijde van het
tenlastegelegde - indien bewezen - heeft kunnen beïnvloeden;
- dat het mogelijk is dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde - indien bewezen - in een
verwardheidstoestand verkeerde, mogelijk mede beïnvloed door gebruik van medicijnen, en
dat dit in hoge mate het geval kan zijn geweest;
- dat uit het bovenstaande geconcludeerd kan worden tot een verminderde toerekenbaarheid
ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 22 augustus 2000 zijn beide rapporteurs als getuige-deskundige
gehoord en hebben zakelijk weergegeven onder meer verklaard:
- dat zij bovenstaande conclusies handhaven;
- dat zij niet uitsluiten dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde - indien bewezen -
volledig ontoerekeningsvatbaar is geweest, maar dat zij onvoldoende aanknopingspunten
zien om daartoe te concluderen.
Het hof neemt de hierboven weergegeven conclusies over en gaat er derhalve vanuit dat de
verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar was.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de
verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

De op te leggen straf

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en
de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft haar vijfjarige dochtertje opzettelijk en met voorbedachte rade om het leven
gebracht. Gezien de kwetsbaarheid van een jong kind en zijn afhankelijkheid van zijn moeder
wordt de moord door een ouder op zijn eigen kind doorgaans gezien als één van de meest
gruwelijke en onbegrijpelijke misdrijven. De rechtsorde is hierdoor dan ook ernstig geschokt.
Het hof heeft kennis genomen van de eerder in deze strafzaak omtrent verdachte uitgebrachte
(deskundigen)rapporten, een en ander als opgesomd in het vonnis van de rechtbank.
Het hof heeft onder ogen gezien of aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met
dwangverpleging zou moeten worden opgelegd. In hun genoemde rapport hebben de
deskundigen Gerritsen en Frohn-de Winter immers geadviseerd om, indien het tenlastegelegde
bewezen zou worden geacht, over te gaan tot terbeschikkingstelling van de verdachte, met
plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek. Het hof zal de genoemde maatregel evenwel
niet opleggen, omdat de veiligheid van anderen danwel de algemene veiligheid van personen of
goederen dit niet eist. Hierbij wordt in aanmerking genomen, enerzijds, dat de deskundigen in
hun rapport in dezen tot niet meer hebben geconcludeerd dan dat “een zekere mogelijkheid tot
recidive niet uitgesloten” is en dat zij daaraan ter terechtzitting in hoger beroep hebben
toegevoegd de kans op herhaling niet zeer groot te achten, anderzijds, dat verdachte, blijkens
een haar betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 18 november 1999,
nimmer eerder wegens misdrijf is veroordeeld.
Het hof neemt ook bij het bepalen van de strafmaat in aanmerking dat de verdachte, zoals uit
genoemd uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt, niet eerder is veroordeeld.
Voorts was de verdachte, als gezegd, ten tijde van het bewezenverklaarde verminderd
toerekeningsvatbaar.
Tenslotte heeft te gelden dat het het hof bij de behandeling in hoger beroep genoegzaam
aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit in wanhoop
heeft gehandeld, dat zij thans groot verdriet heeft om de dood van haar dochtertje en zeer veel
tijd nodig zal hebben om die dood ook maar enigszins te kunnen verwerken, mede reden
waarom, ondanks de ernst van het feit, zal worden volstaan met de oplegging van een
gevangenisstraf van na te noemen duur.

De toepasselijke wettelijke voorschriften

De opgelegde straf is gegrond op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals
hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste
gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van
DRIE JAREN EN ZES
MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde v66r de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te
Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Walkate, Smit en Verheul, in tegenwoordigheid van
Tieman als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5
september 2000.
Mr. Walkate is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Zij op 27 juli 1998 te Utrecht, opzettelijk en met voorbedachten rade, C van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
een medicijn bevattende Oxazepam toegediend aan en/of laten innemen door die C en aldus die C versuft en uitwendig mechanisch botsend geweld uitgeoefend op/tegen het hoofd van die C en een of meer handelingen verricht die de luchttoevoer voor die C hebben belemmerd, in elk geval een of meer handelingen verricht die die C het ademen onmogelijk hebben gemaakt,
tengevolge waarvan voornoemde C door (een combinatie van) ernstig hoofdletsel en verstikking is overleden.