ECLI:NL:CRVB:2025:988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vervallenverklaring van uitspraken wegens schending van fundamentele procesrechten
In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in Marokko, verzocht om vervallenverklaring van eerdere uitspraken van de Raad van 9 april 2025, geregistreerd onder de nummers 20/2908 WAO en 21/3188 WAO. Deze uitspraken verklaarden de hoger beroepen van verzoeker tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam ongegrond. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Hoogeveen, stelde dat er fundamentele procedurevoorschriften zijn geschonden bij de totstandkoming van de uitspraken van 9 april 2025. Hij voerde aan dat zijn e-mailberichten van 27 augustus 2024 en 25 januari 2025 niet in het dossier zijn opgenomen, waardoor de Raad geen kennis heeft genomen van zijn reacties en verzoeken om een nadere zitting.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de e-mailberichten inderdaad niet in het dossier zijn verwerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de Raad ten onrechte uitspraak heeft gedaan zonder kennis te nemen van de relevante informatie van verzoeker. De Raad heeft geoordeeld dat de uitspraken van 9 april 2025, gezien de schending van fundamentele (proces)rechten, vervallen verklaard moeten worden. De uitspraak van 9 april 2025 in de zaak 20/2908 WAO heeft directe invloed op de zaak 21/3188 WAO, waardoor ook deze uitspraak vervalt. De zaken zullen door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld.
De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter E. Dijt, met D. Kovac als griffier.