In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor jeugdhulp door het college van burgemeester en wethouders van Dronten. Appellant, die bekend is met een taalontwikkelingsstoornis en ADHD, had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding door zijn moeder. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, met de motivering dat de hulp die de moeder verleent, als gebruikelijke zorg kan worden gekwalificeerd. Appellant is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de aard en omvang van de benodigde hulp. De Raad oordeelt dat het college de door de moeder verleende hulp niet adequaat heeft beoordeeld aan de hand van de geldende richtlijnen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook in de proceskosten van appellant wordt veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en onderzoek bij besluiten over jeugdhulp.