ECLI:NL:CRVB:2025:955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.G. Evers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 30 april 2024. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, met nummer 24/1365 WAJONG. De kern van de zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
De Raad heeft appellante herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 138,-. Ondanks meerdere aanmaningen en een verzoek om vrijstelling van het griffierecht, heeft de gemachtigde van appellante niet tijdig voldaan aan de betalingsverplichting. De Raad heeft appellante de gelegenheid geboden om aan te tonen dat zij aan de vereisten voor vrijstelling voldoet, maar het formulier is niet op tijd en onvolledig ingediend.
Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat appellante niet in verzuim is geweest. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van N. Phetkhoowiang als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2025. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.