In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in deze kwestie. De Raad heeft een deskundige benoemd, die op 12 februari 2024 een rapport heeft uitgebracht. Deze deskundige concludeerde dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt is, maar dat er wel beperkingen zijn die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) moeten worden opgenomen. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv onvoldoende gemotiveerd is en draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen. Dit houdt in dat de FML van 19 juli 2021 moet worden aangepast aan de beperkingen die de deskundige heeft beschreven. De Raad benadrukt dat het Uwv moet onderzoeken welke gevolgen deze aanpassing heeft voor de aanspraken van appellante op grond van de Wet WIA. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de Raad heeft de partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was, omdat er geen verzoeken om een zitting zijn ingediend.