ECLI:NL:CRVB:2025:934

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
22/3715 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na overlijden appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die inmiddels was overleden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 oktober 2022. De appellant was vertegenwoordigd door mr. K. Wevers, die het hoger beroep had ingesteld. Het college van burgemeester en wethouders van Almere, vertegenwoordigd door mr. S. Piets, diende een verweerschrift in. Tijdens de procedure werd op 2 januari 2025 meegedeeld dat de appellant op een onbekende datum in 2024 was overleden. Dit leidde tot de vraag of er nog belanghebbenden waren die de procedure wilden voortzetten. Ondanks herhaalde verzoeken aan mr. Wevers om informatie over de erfgenamen, bleef het onduidelijk wie deze waren en of zij de procedure wensten voort te zetten. Op de zitting van 4 juni 2025 verscheen niemand van de zijde van de erfgenamen, waardoor de Raad concludeerde dat er geen procesbelang meer was. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.

Uitspraak

22/3715 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 oktober 2022, 22/2097 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
Datum uitspraak: 25 juni 2025
SAMENVATTING
Appellant is overleden. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft op 2 januari 2025 laten weten dat appellant op [datum] 2024 is overleden.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 16 mei 2025 [1] aangekondigd dat de behandeling van de zaak op de zitting van 4 juni 2025 zal plaatsvinden. Van de zijde van de erfgenamen van appellant is niemand ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Piets.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is op [datum] 2024 overleden. Daarmee is zijn belang bij de voortzetting van het geding vervallen. Voorafgaand aan de aankondiging in de Staatscourant is aan mr. Wevers bij brieven van 25 oktober 2024, 13 november 2024 en 25 maart 2025 gevraagd om de Raad te laten weten of hij weet wie de erven van appellant zijn en of zij de procedure wensen voort te zetten. Mr. Wevers heeft weliswaar gesteld dat de zoon van appellant heeft ingestemd met het voortzetten van de procedure, maar heeft niet genoemd wie dit is en waar deze persoon woont. Een onderbouwing van de stelling dat hij de procedure wenst voort te zetten ontbreekt.
2. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten.
3. Dit betekent dat er geen procesbelang meer is bij een beoordeling van het hoger beroep. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.C.A. Bruggeman, in tegenwoordigheid van N. el Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025.
(getekend) C.W.C.A. Bruggeman
(getekend) N. el Khabazi

Voetnoten

1.Staatscourant 2025, 16292.