ECLI:NL:CRVB:2025:911

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
23/2841 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag voor kind met zorgbehoefte

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2025 wordt de afwijzing van de aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) behandeld. Appellante, de moeder van een zoon die zorg nodig heeft, had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2022. De Svb heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), dat stelde dat de zoon niet voldeed aan de voorwaarden voor intensieve zorg zoals vastgelegd in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Raad bevestigt de afwijzing, oordelend dat er geen sprake is van intensieve zorg, omdat de zorgscore van de zoon op de peildatum onvoldoende was. De Raad heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die de Svb had opgedragen een nieuw besluit te nemen. De Svb heeft dit gedaan, maar bleef bij de afwijzing. De Raad concludeert dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat de zoon geen intensieve zorg nodig heeft, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

23/2841 AKW, 23/3233 AKW
Datum uitspraak: 19 juni 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 augustus 2023, 23/1463 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2022 terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend. Er is geen sprake van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.A.J. van Bokhoven hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Svb heeft een nieuw besluit genomen op het bezwaar van appellante. Ook heeft de Svb een nader juridisch en medisch advies van het CIZ [1] ingediend.
Namens appellante heeft mr. Van Bokhoven een schriftelijke zienswijze ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 8 mei 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Bokhoven. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen, bijgestaan door drs. P. Pel, medisch adviseur.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellante ontving vanaf het tweede kwartaal van 2019 dubbele kinderbijslag op grond van de AKW [2] voor haar zoon [naam zoon], geboren op [geboortedatum] 2008, omdat hij blijkens een advies van het CIZ intensieve zorg nodig had. Omdat de geldigheidstermijn van het advies van het CIZ vanaf het derde kwartaal van 2022 verliep, heeft appellante op 28 april 2022 een nieuwe aanvraag voor dubbele kinderbijslag voor [naam zoon] ingediend. [naam zoon] is bekend met onder meer autisme, adhd en obesitas en bezoekt een reguliere havo.
1.2.
De Svb heeft de aanvraag afgewezen met een besluit van 8 juli 2022. Tegen dat besluit heeft appellante bezwaar gemaakt, maar de Svb is met zijn besluit van 26 januari 2023 (bestreden besluit 1) gebleven bij de afwijzing van de aanvraag. De Svb heeft zich daarbij gebaseerd op de medische adviezen van het CIZ van 1 juli 2022 en 23 januari 2023 en het Beoordelingskader. [3] Volgens het CIZ is niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag omdat [naam zoon] geen intensieve zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 7a van de AKW. Het CIZ heeft de zorgscore van [naam zoon] op de peildatum 1 juli 2022 vastgesteld op één punt, voor het item ‘alleen thuis zijn,’ terwijl voor hem op die datum gezien zijn leeftijd van veertien jaar een minimale zorgscore van drie punten vereist is.
Uitspraak van de rechtbank en het nieuwe besluit op bezwaar van de Svb
2.1.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de Svb een nieuw besluit neemt op het bezwaar van appellante. De rechtbank is van oordeel dat het CIZ voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom met toepassing van het Beoordelingskader geen punt is toegekend voor ‘lichaamshygiëne,’ ‘eten en drinken,’ ‘begeleiding buitenshuis,’ of ‘bezighouden, handreikingen’. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan de juistheid van de adviezen van het CIZ op die onderdelen. Volgens de rechtbank lijdt het bestreden besluit desondanks aan een motiveringsgebrek, omdat uit de medische adviezen niet blijkt dat het CIZ heeft beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden die het mogelijk maken dat los van het Beoordelingskader sprake is van een intensieve zorgbehoefte.
2.2.
De Svb heeft ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank met een besluit van 16 oktober 2023 (bestreden besluit 2) opnieuw beslist op het bezwaar van appellante. Met bestreden besluit 2 is de Svb opnieuw gebleven bij de afwijzing van de aanvraag. De Svb heeft zich daarbij gebaseerd op de eerder genoemde medische adviezen van het CIZ, de CIZadviezen van 23 juni 2023 en 10 oktober 2023 en het Beoordelingskader. Het CIZ is in het advies van 23 juni 2023 tot dezelfde conclusie gekomen als in zijn eerdere adviezen. Die conclusie houdt in dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag omdat [naam zoon] geen intensieve zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 7a van de AKW. Het CIZ heeft de zorgscore van [naam zoon] op de peildatum 1 juli 2022 opnieuw vastgesteld op één punt, voor het item ‘alleen thuis zijn,’ terwijl voor hem op die datum gezien zijn leeftijd van veertien jaar een minimale zorgscore van drie punten vereist is.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt de aangevallen uitspaak voor zover de rechtbank daarin heeft geoordeeld dat het CIZ voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat er geen punt is toegekend voor ‘lichaamshygiëne,’ ‘eten en drinken,’ ‘begeleiding buitenshuis’ of ‘bezighouden, handreikingen’ met toepassing van het Beoordelingskader. Ook moet de Raad een oordeel geven over bestreden besluit 2. Dat besluit wordt namelijk ook in de beoordeling betrokken. De Raad past daarbij de artikelen 6:19 en 6:24 van de Awb [4] toe. De reden om bestreden besluit 2 in de beoordeling te betrekken is dat de Svb met dat besluit niet volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Bij de beoordeling van bestreden besluit 2 gaat de Raad na of de Svb terecht heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag omdat [naam zoon] geen intensieve zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 7a van de AKW. De Raad doet de beoordeling aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat zowel het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak als het beroep tegen bestreden besluit 2 niet slaagt.
4.1.
De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordelingskader
4.2.
Het CIZ hanteert bij de beoordeling van het recht op dubbele kinderbijslag het Beoordelingskader. Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen. [5]
4.3.
In een voorkomend geval, waarin de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet het CIZ per item als bedoeld in artikel 3 van de Regeling [6] beoordelen of in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader sprake is van een situatie van intensieve zorg als bedoeld in artikel 11 van het BUK. Het ligt in een voorkomend geval op de weg van de betrokkene om aan de hand van concrete, verifieerbare en te objectiveren feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat hiervan sprake is. [7]
Zorgvuldig onderzoek
4.4.
Appellante heeft aangevoerd dat geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Die beroepsgrond slaagt niet.
4.4.1.
De Svb heeft de conclusie dat [naam zoon] geen behoefte heeft aan intensieve zorg in de zin van artikel 11, eerste lid, van het BUK gebaseerd op het advies van het CIZ dat op medische gegevens is gebaseerd. De Raad is van het oordeel dat het advies van het CIZ gevolgd kan worden. Een bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze vergewisplicht is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur, zoals hier aan de orde, en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. [8] De (medisch) adviseurs van het CIZ hebben dossieronderzoek verricht, de gegevens op het door appellante ingevulde medisch vragenformulier betrokken, de beschikbare medische informatie van de behandelend sector bestudeerd en verkregen informatie tijdens een telefonisch onderzoek en een hoorzitting met appellante meegewogen. Op basis van deze informatie heeft het CIZ een duidelijk beeld kunnen krijgen van de intensiteit van de benodigde zorg. Er is geen reden om aan te nemen dat (de medisch adviseur van) het CIZ in dit geval niet beschikte over de vereiste deskundigheid.
De beoordeling van de onderdelen
4.5.
Appellante heeft aangevoerd dat het CIZ in de situatie van [naam zoon] ten onrechte geen drie punten heeft toegekend maar slechts een score op het item ‘alleen thuis zijn’ heeft aangenomen. Volgens appellante zouden tenminste twee punten moeten worden gescoord op de items ‘lichaamshygiëne,’ ‘eten en drinken,’ ‘begeleiding buitenshuis’ en ‘bezighouden, handreikingen’. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.5.1.
Op de zitting heeft de Svb zijn standpunt gewijzigd en erkend dat in de situatie van [naam zoon] twee punten moeten worden toegekend, omdat alsnog een punt moet worden toegekend op het item ‘eten en drinken’. Daarvan uitgaande bestaat recht op dubbele kinderbijslag als tenminste een punt wordt gescoord op één van de resterende door appellante genoemde items ‘lichaamshygiëne,’ ‘begeleiding buitenshuis’ en ‘bezighouden en handreikingen’.
4.5.2.
De (medisch) adviseurs van het CIZ hebben inzichtelijk toegelicht dat onvoldoende is gebleken dat de zorgbehoefte van [naam zoon] als gevolg van zijn medisch objectiveerbare problematiek zodanig groot is dat op (een van) de items ‘lichaamshygiëne,’ ‘begeleiding buitenshuis’ en ‘bezighouden, handreikingen’ een punt zou moeten worden toegekend. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het CIZ voldoende heeft gemotiveerd waarom [naam zoon] op deze items niet scoort en de uitgebreide overwegingen waarop dit oordeel berust. In hoger beroep heeft appellante opnieuw gewezen op de informatie van de behandelaars en begeleiders van [naam zoon] en toelichtingen gegeven op de omvangrijke zorg die [naam zoon] krijgt van de ouders, begeleiders en leerkrachten. Maar die informatie en toelichtingen maken voor wat betreft het item ‘lichaamshygiëne’ niet aannemelijk dat [naam zoon] bij wassen en aankleden permanente hulp van een ander nodig heeft. Wat betreft het item ‘begeleiding buitenshuis’ is niet aannemelijk dat [naam zoon] als gevolg van een ziekte of stoornis buitenshuis voortdurend begeleiding nodig heeft. Ook wat betreft het item ‘bezig houden, handreikingen’ maken de beschikbare informatie en toelichtingen niet aannemelijk dat [naam zoon] de hele tijd één-op-één begeleiding door een ander nodig heeft.
4.5.3.
In april 2025 is het Beoordelingskader BUK 2025 tot stand gekomen, waarin het Beoordelingskader BUK 2018 in grote lijnen is gehandhaafd en op onderdelen is aangepast of verduidelijkt. De Svb heeft met verwijzing naar een nader medisch advies van het CIZ het standpunt ingenomen dat ook geen punt zou zijn toegekend voor de items ‘lichaamshygiëne,’ ‘begeleiding buitenshuis’ of ‘bezighouden, handreikingen’ als op de situatie van [naam zoon] het Beoordelingskader BUK 2025 was toegepast. Appellante heeft niet bestreden dat beoordeling op basis van het Beoordelingskader BUK 2025 niet tot een andere uitkomst zou leiden, zodat ook de Raad – los van de vraag welk beoordelingskader van toepassing is – daarvan uitgaat.
4.6.
Appellante heeft aangevoerd dat los van de criteria van het Beoordelingskader sprake is van een situatie van intensieve zorg. Ook die beroepsgrond slaagt niet.
4.6.1.
Het ligt in dat geval op de weg van de betrokkene om aan de hand van concrete, verifieerbare en te objectiveren feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat hiervan sprake is. Appellante heeft in dit verband gewezen op de 16 uur begeleiding per week die [naam zoon] vanaf 2017 ontvangt op grond van de Jeugdwet en diverse (medische) stukken overgelegd.
4.6.2.
In zijn medisch advies van 11 maart 2024 heeft het CIZ de beschikbare medische en andere informatie in de beoordeling betrokken. Daarbij is alle informatie van behandelaars onderkend en inhoudelijk meegewogen. De Raad ziet geen aanleiding tot twijfel aan de conclusie van het CIZ dat, ook los van de criteria van het Beoordelingskader, er geen reden is om aan te nemen dat sprake is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het BUK. Met name heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat de begeleiding op grond van de Jeugdwet erop wijst dat de verzorging en oppassing
door de oudersin ernstige mate wordt verzwaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen, wordt bevestigd. Het beroep tegen bestreden besluit 2 wordt ongegrond verklaard. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2022 in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 16 oktober 2023 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en E.E.V. Lenos en J.P. Loof als leden, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ‘t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) C.C.M. van ‘t Hol

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Artikel 7a
1. Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
(…)
Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK) (tekst tot 1 juli 2024)
Artikel 11
1. Van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de wet is sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop vastgesteld wordt of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12
1. Om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, wint de Sociale verzekeringsbank een op medische gegevens gebaseerd advies van het Centrum indicatiestelling zorg, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling)
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- advies: een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag;
(…).
Artikel 2
1. De SVB kan vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies positief luidt.
2. Het advies luidt positief indien:
het kind blijkens een geldig indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is aangewezen op permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg in de nabijheid; of
het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.

Artikel 3

1. De beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt tot stand aan de hand van de volgende items:
lichaamshygiëne;
zindelijkheid;
eten en drinken;
mobiliteit;
medische verzorging;
gedrag;
communicatie;
alleen thuis zijn;
begeleiding buitenshuis;
bezig houden, handreikingen.
2. Indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe.
3. Het kind behoeft intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien:
het 3-5 jaar is en het CIZ minimaal 5 punten toekent;
het 6-9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent;
het 10-17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
4. In aanvulling op het derde lid kan het CIZ tot een positief advies komen indien het desbetreffende kind een punt toegekend krijgt op het item medische verzorging en er daardoor sprake is van de noodzaak tot permanent toezicht van de ouders.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:9
Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

Voetnoten

1.Centrum Indicatiestelling Zorg.
2.Algemene Kinderbijslagwet.
3.Beoordelingskader BUK 2018.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie de uitspraak van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
6.Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg.
7.Zie de uitspraak van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1388.