ECLI:NL:CRVB:2025:908

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
24/246 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand voor verhuiskosten en inrichtingskosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten, kosten van eerste huur en inrichtingskosten, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam waren afgewezen. De Raad oordeelt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat het college bijzondere bijstand verleent. Appellante had al geruime tijd de wens om te verhuizen en de verhuizing was niet plotseling of onvoorzienbaar. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de kosten voor verhuizing en inrichting in beginsel uit eigen middelen moeten worden betaald, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de besluiten tot afwijzing van de aanvragen in stand blijven. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

24/246 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2023, 23/3954 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 10 juni 2025

SAMENVATTING

In deze zaak gaat het om afgewezen aanvragen om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, verhuiskosten en kosten van eerste huur. De vraag is of er in het geval van appellante bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college aan haar bijzondere bijstand voor deze kosten had moeten toekennen. Net als de rechtbank oordeelt de Raad dat dit niet het geval is. Het hoger beroep van appellante slaagt niet.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.A.M. Koolen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 29 april 2025. Appellante, mr. Koolen en zijn kantoorgenoot mr. R.S. Bakker hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.
1.2.
Zij stond vanaf 28 juli 2017 in de Basisregistratie personen geregistreerd op adres X in [woonplaats]. Zij huurde daar een kamer in een woning voor circa € 300,- per maand. In de woning woonden ook twee anderen.
1.3.
Op 22 mei 2021 heeft appellante een urgentieverklaring op medische gronden aangevraagd. Het college heeft deze aanvraag met een besluit van 6 juli 2021 afgewezen. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
1.4.
Na de afwijzing van de aanvraag om een urgentieverklaring heeft appellante haar kamer verlaten en onderverhuurd voor € 750,- per maand. Zij heeft daarna diverse tijdelijke verblijfplaatsen gehad waar zij zelfstandig kon wonen, aanvankelijk in [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] en vervolgens in Portugal.
1.5.
Op 14 september 2022 kreeg appellante via Woningnet, waar zij sinds 2008 als woningzoekende stond ingeschreven, een zelfstandige woning aangeboden op adres Y in [woonplaats]. Zij woont daar sinds 1 oktober 2022.
1.6.
Op 16 september 2022 heeft appellante bij het college een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor verhuiskosten (€ 2.700,-), de kosten van eerste huur en borg (€ 1.300,-) en huisraad en inrichtingskosten (€ 500,-).
1.7.
Met drie besluiten van 18 oktober 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 31 mei 2023 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de drie in 1.6 genoemde kostensoorten afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat weergegeven, het volgende ten grondslag. De kosten voor verhuizing en inrichting komen meestal niet voort uit bijzondere omstandigheden en moeten daarom uit eigen inkomen of vermogen worden betaald. Slechts in bijzondere omstandigheden kan hiervoor bijzondere bijstand worden verkregen. Dit is het geval wanneer iemand door een sociale of medische noodzaak plotseling en onvoorzien moet verhuizen. Hiervan is in dit geval geen sprake. Appellante is al sinds 2021 op zoek naar een andere woning. Zij huurde al vanaf 2017 een onzelfstandige woning en wist al geruime tijd dat zij zou gaan verhuizen. De verhuizing was voorzienbaar. Verder is het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden of een laag inkomen geen bijzondere omstandigheid en kan dit niet worden afgewenteld op de Participatiewet. De kosten voor gebruiksgoederen moeten in beginsel worden bestreden uit het eigen inkomen door te sparen dan wel achteraf gespreid te betalen.
Appellante had extra inkomsten uit onderhuur in de periode voorafgaand aan de
verhuizing en had hierdoor enigszins de ruimte om te reserveren. Het feit dat zij niet heeft gereserveerd en een lening afsloot voor andere kosten, en een aanvullende lening voor de gevraagde kosten door GKA is afgeraden, is onvoldoende om bijzondere bijstand te verstrekken.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de kosten in verband met de verhuizing van appellante voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2.
Het gaat hier om kosten die gerekend worden tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3.
Appellante heeft aangevoerd dat in haar geval wel degelijk sprake was van bijzondere omstandigheden en heeft hierbij, samengevat, op het volgende gewezen. Zij was als gevolg van haar chronische migraine gedwongen haar kamer op adres X te verlaten en heeft vervolgens een zwervend bestaan geleid. Haar tijdelijke verblijven in zelfstandige woonruimten gingen gepaard met hoge kosten. Omdat dit niet langer houdbaar was, is zij naar het goedkopere Portugal verhuisd. Gelet op haar draagkracht en de aanvullende kosten wegens haar zwervend bestaan, heeft zij niet kunnen reserveren. In Portugal blijven was ook geen optie, omdat haar medische behandelingen in Nederland moesten plaatsvinden en zij al haar sociale contacten in [woonplaats] had. Op 14 september 2022 kreeg zij, na vele eerdere afwijzingen, plots een aanbod van Woningnet voor een zelfstandige woning in [woonplaats] op adres Y. De kosten in verband met de verhuizing naar die woning, kon zij door voornoemde bijzondere omstandigheden niet zelf betalen.
4.4.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college bijzondere bijstand had moeten verlenen. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Zoals ook tot uiting komt in de voorbeelden genoemd in de toelichting op artikel 7.2 van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Amsterdam komen kosten in verband met een verhuizing in beginsel alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als het gaat om een plotselinge en onvoorzienbare verhuizing. Van een zodanige plotselinge en onvoorzienbare verhuizing was in het geval van appellante geen sprake. Appellante had immers al geruime tijd de wens om vanuit haar kamer op adres X in [woonplaats] een zelfstandige woonruimte in [woonplaats] te betrekken. De Raad begrijpt dat appellante zich in 2021 gedwongen voelde haar kamer op adres X te verlaten wegens haar migraineklachten, maar een verklaring van een arts dat haar vertrek uit haar kamer medisch noodzakelijk was ontbreekt. Het enkele feit dat haar neuroloog in een brief van 5 september 2022 constateert dat appellante door haar rustige plek in Portugal veel minder last had van migraine, is daarvoor onvoldoende. Ook is op 6 juli 2021 haar aanvraag om een urgentieverklaring op medische gronden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de besluiten tot afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijven.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2025.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) S. van Pelt

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Participatiewet
Artikel 35
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
(…)
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Amsterdam
Artikel 7.1. Duurzame gebruiksgoederen
Artikel 7.1.1. Uitgangspunten duurzame gebruiksgoederen
1. De aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen behoren in principe tot de algemene kosten van bestaan en moeten van het eigen inkomen worden betaald.
2. Wanneer er sprake is van een bijzondere situatie en er geen reserveringen zijn die aangewend kunnen worden, of mogelijkheden om een lening af te sluiten bij de Kredietbank Amsterdam, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De mate waarin dat moet gebeuren is afhankelijk van de problematiek en de individuele omstandigheden.
(…)
Toelichting bij artikel 7.1.1.
Lid 1: Van de aanvrager wordt verwacht dat hij of zij voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen geld reserveert, geld leent bij de Kredietbank Amsterdam of gebruik maakt van gespreide betaling achteraf.
Artikel 7.1.2. Woninginrichting
1. Wanneer de aanvrager een woning betrekt aansluitend op een periode van crisisopvang, verblijf in een inrichting of detentie, of vanwege een andere zwaarwegende sociale of medische reden, dan geldt dit als een bijzondere situatie en kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Artikel 7.2. Kosten in verband met verhuizing
1. Wanneer de aanvrager om sociale of medische redenen moet verhuizen, zonder dat er een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, dan wordt dit gezien als een bijzondere situatie en kan bijzondere bijstand worden verstrekt conform de voorwaarden in deze beleidsregels.
2. Aan aanvragers die vanuit een crisissituatie, een inrichting of detentie een huurwoning betrekken wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de eerste huur en de waarborgsom van deze woning.
Toelichting bij artikel 7.2.
Lid 1 en 2: Voorbeelden van een verhuizing in een bijzondere situatie zijn:
– mensen die uit de crisisopvang komen en opnieuw moeten beginnen, zoals mensen die uit de opvang van Blijfgroep Vrouwenopvang Amsterdam komen, slachtoffers van eerwraak, mensenhandel of huiselijk geweld;
– voormalige dak- en thuislozen;
– mensen die na een langdurige verblijf in een verzorgings- of verplegingshuis weer zelfstandig gaan wonen en onvoldoende middelen hebben om deze verhuizing te betalen;
– mensen die na een langdurige detentieperiode een zelfstandige woning betrekken;
– jongeren die vanuit een crisissituatie zelfstandig gaan wonen;
– vluchtelingen met een voorlopige status die in Amsterdam gehuisvest worden (statushouders).
Personen die vanuit zo’n situatie een zelfstandige woning betrekken, zijn in de meeste gevallen niet in staat geweest om geld te reserveren voor de noodzakelijke kosten die met het betrekken van een nieuwe woning gepaard gaan. Om die reden wordt bijzondere bijstand verstrekt.