ECLI:NL:CRVB:2025:901

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
23/3190 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bijstand en afwijzing aanvraag om bijstand op grond van scholingsplicht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de beëindiging van de bijstandsverlening aan appellante, die sinds 14 november 2018 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo heeft de bijstand per 1 augustus 2022 beëindigd, omdat appellante de mogelijkheid had om een door het Rijk bekostigde opleiding te volgen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat zij niet in staat was om een opleiding te volgen vanwege medische redenen en dat het college haar had moeten helpen bij het vinden van werk. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Raad is bevestigd. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op de relevante data niet in staat was om onderwijs te volgen en dat het college terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht op bijstand had. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen.

Uitspraak

23/3190 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 oktober 2023, 23/138 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (college)
Datum uitspraak: 3 juni 2025

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak om de beëindiging van bijstand en de afwijzing van een aanvraag om bijstand op de grond dat appellante een door het Rijk bekostigde opleiding kan volgen en aanspraak kan maken op studiefinanciering. Appellante vindt dat zij niet in staat was om zo’n opleiding te volgen en dat het college haar hulp had moeten bieden bij het vinden van werk. De Raad geeft haar geen gelijk. Het hoger beroep slaagt daarom niet.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L. de Widt, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 maart 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Widt. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Nieuwland en M.L. Brouwer.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is geboren op [geboortedatum] 1997 in Syrië. Zij is in 2017 in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen.
1.2.
Appellante ontving sinds 14 november 2018 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de kostendelersnorm. Appellante woonde bij haar vader in [plaatsnaam]. Vanaf 6 mei 2020 woont appellante zelfstandig in [woonplaats]. Het college heeft de bijstandsnorm voor appellante per die datum aangepast naar de norm voor een alleenstaande. Appellante heeft een inburgeringstraject en taallessen naar A2 niveau gevolgd. Het college heeft met een besluit van 18 juli 2022 (besluit 1) de bijstand van appellante met ingang van 1 augustus 2022 beëindigd.
1.3.
Appellante heeft op 18 augustus 2022 bijstand aangevraagd. Het college heeft deze aanvraag met een besluit van 2 september 2022 (besluit 2) afgewezen.
1.4.
Met een besluit van 7 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellante tegen de besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
1.4.1.
Aan de beëindiging van de bijstand heeft het college ten grondslag gelegd dat voor appellante per 1 augustus 2022 de mogelijkheid openstond om door het Rijk bekostigd onderwijs te volgen. Op appellante was dus de uitzonderingsgrond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, ten eerste, van de PW van toepassing, waardoor zij per 1 augustus 2022 geen recht op bijstand had.
1.4.2.
Het college heeft aan de afwijzing van de aanvraag om bijstand per 18 augustus 2022 ten grondslag gelegd dat appellante geen recht op bijstand heeft. De mogelijkheid van het volgen van door het Rijk bekostigd onderwijs bestond namelijk nog steeds op 2 september 2022. Appellante had tot 1 oktober 2022 de mogelijkheid om alsnog in te stromen bij de voor haar passende en geschikte entree-opleiding. Zij kon ook op dat moment nog aanspraak maken op studiefinanciering. Volgens het college heeft appellante geen zeer dringende redenen aannemelijk gemaakt die ertoe noodzaken om haar bijstand te (blijven) verlenen.
Uitspraak van de rechtbank
2. Met de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft daartoe, voor zover hier van belang, het volgende overwogen, waarbij voor eiseres appellante moet worden gelezen:
“Beëindiging PW-uitkering
[...]
7.3.
Vast staat dat eiseres op 1 augustus 2022 jonger was dan 27 jaar en dat zij niet beschikte over een startkwalificatie. Het dossier bevat informatie over de begeleiding en
ondersteuning die eiseres heeft ontvangen vanaf februari 2020.
[...]
7.4.
De rechtbank heeft geoordeeld dat uit het dossier blijkt dat het college met eiseres in gesprek is gegaan, afspraken met haar heeft gemaakt en haar heeft begeleid en ondersteund. Het college heeft alle beschikbare informatie bij zijn besluitvorming betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende onderzoek verricht.
7.5.
In de ogen van de rechtbank blijkt uit de weergegeven informatie voldoende dat het voor eiseres mogelijk is om een opleiding, de entree-opleiding, te volgen. Zij heeft voor Nederlandse taal A2-niveau behaald en kan volgens haar docent nog veel meer leren. Dat eiseres goed haar best moet doen en een opleiding vermoeiend kan zijn, maken niet dat een opleiding voor haar niet mogelijk is. Eiseres heeft niet onderbouwd dat het volgen van een opleiding vanaf 1 augustus 2022 niet van haar gevergd kon worden. Dat eiseres begeleiding ontving van Carint is hiervoor geen onderbouwing, nu over deze ondersteuning geen informatie is verstrekt en deze al in december 2020 is gestopt. Als eiseres met de studiefinanciering niet in haar levensonderhoud zou kunnen voorzien, dan is het haar verantwoordelijkheid om naast haar studie werk te zoeken, waarmee ze haar inkomsten kan aanvullen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar gezondheid op 1 augustus 2022 zodanig was dat zij niet in staat was per 1 augustus 2022 deel te nemen aan de opleiding en in verband daarmee studiefinanciering aan te vragen.
7.6. [...]
Eiseres heeft ervoor gekozen om geen opleiding te gaan volgen, maar werk te zoeken. Zij is daarom terecht vanaf 1 augustus 2022 uitgesloten van het recht op bijstand. Gelet op het gestelde in artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van de PW kon zij daarom geen aanspraak maken op ondersteuning bij het zoeken naar werk. Het college hoefde aan eiseres dan ook geen werkcoach toe te wijzen.
7.7.
De rechtbank is van oordeel dat het college de PW-uitkering van eiseres van 1 augustus 2022 terecht heeft beëindigd, omdat eiseres jonger is dan 27 jaar en vanaf die datum door het Rijk bekostigd onderwijs kon volgen, waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat. Eiseres had vanaf 1 augustus 2022 daarom geen recht op algemene bijstand.
Afwijzing aanvraag bijstand
7.8.
De te beoordelen periode loopt van 18 augustus 2022 tot en met 2 september 2022.
7.9.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat voor eiseres een scholingsplicht geldt. Het is voor haar mogelijk om een door het Rijk bekostigde opleiding te volgen, waarvoor zij studiefinanciering kan ontvangen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat in de te beoordelen periode sprake was van zodanige belemmeringen dat toch een PW-uitkering moet worden toegekend.
7.10.
Uit de rapportage behandeling bezwaarschrift van 18 oktober 2022 en het bestreden besluit blijkt dat eiseres op 13 september 2022 opnieuw een intakegesprek heeft gehad voor de entree-opleiding met de bedoeling haar nogmaals in de gelegenheid te stellen om hiermee te starten. Eiseres heeft tijdens dit gesprek laten weten er nogmaals over na te gaan denken maar heeft vervolgens niet meer van zich laten horen. Eiseres kon nog tot 1 oktober 2022 instromen. Verder is volgens de rapportage en het bestreden besluit uit informatie van DUO gebleken dat studiefinanciering met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2022 alsnog toegekend kon worden.
[...]”
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd dat zij niet in staat was om een opleiding te volgen. Appellante heeft veel moeite gehad om de verplichte taalopleiding te volgen en goed af te ronden. De opleiding was inhoudelijk moeilijk voor haar en zij kreeg ook psychische problemen tijdens de opleidingsperiode. Als zij een studie zou gaan volgen zou zij daarnaast nog moeten werken omdat zij niet genoeg inkomsten zou hebben om haar vaste lasten te betalen. Verder had het college appellante hulp moeten bieden bij het vinden van werk door haar een werkcoach toe te wijzen dan wel door haar in contact te brengen met bedrijven die een participatieplaats aanbieden met zicht op een dienstbetrekking.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de beëindiging van de bijstand en de afwijzing van de aanvraag om bijstand in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk is, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Wat appellante aanvoert is in de kern een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom dat niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit. Appellante heeft in hoger beroep geen reden gegeven waarom die uitleg volgens haar onjuist of onvolledig is. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd en neemt deze overwegingen over.
4.2.
Ter zitting heeft appellante aangevoerd dat zij in augustus 2022 heel moe was en veel stress had, maar toen niet wist wat daarvan de oorzaak was. Inmiddels is dat wel bekend. Appellante heeft daartoe op 24 maart 2025 twee brieven overgelegd van 30 september 2024 en 21 oktober 2024. In die brieven heeft een gynaecoloog geconcludeerd dat bij appellante sprake is van endometriose. In de brief van 30 september 2024 staat ook vermeld dat appellante sinds twee jaar buikpijnklachten heeft. Hieruit volgt volgens appellante dat zij in augustus 2022 niet in staat was om een opleiding te volgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.2.1.
Uit deze brieven blijkt niet dat appellante per 1 augustus 2022 door een medische oorzaak buiten staat was om uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs te volgen. Uit de brieven volgt weliswaar dat appellante een medische aandoening heeft, maar daaruit blijkt niet dat zij vanwege deze aandoening niet in staat geacht kon worden om onderwijs te volgen.
4.3.
Gelet op 4.1 en 4.2.1 had appellante per 1 augustus 2022 en per 18 augustus 2022 geen recht op bijstand. De vraag of het college appellante in de periode vóór de hier te beoordelen periode hulp had moeten bieden bij het vinden van werk, wat daar ook van zij, ligt hier niet ter beoordeling voor.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de bijstand en de afwijzing van de aanvraag om bijstand in stand blijven.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van A.M.J. van Erkel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2025.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) A.M.J. van Erkel

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel

Artikel 13 van de Participatiewet
(…)
2. Geen recht op algemene bijstand heeft degene:
c. die jonger is dan 27 jaar en uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen en:
1°. in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000
(…)