ECLI:NL:CRVB:2025:886

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
25/500 AOW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening AOW-pensioen naar norm voor alleenstaande

In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen in de vorm van de toekenning van een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af wegens gebrek aan een spoedeisend belang. Verzoeker ontving een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft dit gewijzigd naar de norm voor gehuwden, omdat verzoeker een gezamenlijke huishouding zou voeren. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van de Svb eveneens ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld en opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang, zoals het risico op schulden of andere acute financiële problemen. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

25/500 AOW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 27 mei 2025
SAMENVATTING
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen in de vorm van de toekenning van een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande. De voorzieningenrechter wijst het verzoek bij gebrek aan een spoedeisend belang af.

PROCESVERLOOP

De Svb heeft met een besluit van 2 mei 2024 het ouderdomspensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) van verzoeker met ingang van januari 2024 gewijzigd van de norm voor een alleenstaande naar de norm voor gehuwden en het over de maand januari 2024 te veel ontvangen AOW-pensioen van verzoeker teruggevorderd tot een bedrag van € 443,81.
De Svb heeft met een besluit van 7 juni 2024 het bezwaar ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (rechtbank) heeft met de uitspraak van 3 september 2024 het beroep gegrond verklaard en de Svb opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
De Svb heeft met een besluit van 7 januari 2025 (bestreden besluit) opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard en is bij het besluit van 2 mei 2024 gebleven. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat verzoeker een gezamenlijke huishouding voert. Hierdoor heeft hij recht op een AOW-pensioen naar de norm voor gehuwden.
De rechtbank heeft met de uitspraak van 18 februari 2025 het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en dat besluit in stand gelaten. Tevens heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De Raad heeft verzoeker met een brief van 2 mei 2025 gevraagd naar het actuele – financiële – spoedeisend belang en verzocht dit te onderbouwen. Verzoeker heeft hierop gereageerd.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Verzoeker ontving een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande. Op 14 december 2023 heeft verzoeker aan de Svb een wijziging doorgegeven. Daarbij heeft verzoeker doorgegeven dat zijn “dagelijkse verzorger wegens gezondheidsredenen” bij hem komt wonen. De Svb heeft onderzocht of verzoeker een gezamenlijke huishouding voert met deze persoon (hierna: X).
1.2.
Daarop heeft de Svb de onder het procesverloop opgenomen besluiten genomen.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat het AOW-pensioen dat hij ontvangt te laag is om een normaal leven te kunnen leiden. Volgens verzoeker heeft hij recht op een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande omdat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. Doordat X geen zorg aan hem verleent, is de verzorging niet wederzijds. Het verzoek om een voorlopige voorziening strekt ertoe dat verzoeker weer een AOW-pensioen ontvangt naar de norm voor een alleenstaande.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.2.
In artikel 8:83, derde lid, van de Awb is bepaald dat de voorzieningenrechter zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen uitspraak kan doen, onder meer, als het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is.
4.3.
Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft verzoeker aangevoerd dat hij van een AOW-pensioen van € 845,- per maand niet op een normale manier kan leven.
4.4.
De aard van het verzoek om een voorlopige voorziening veronderstelt een actueel (financieel) spoedeisend belang. Een dergelijk belang kan worden aangenomen als door het bestreden besluit een betrokkene schulden heeft moeten maken op grond waarvan acute dreiging bestaat van huisuitzetting, afsluiting van levering van energie en water of het niet langer verzekerd zijn voor ziektekosten. Dat van een dergelijke situatie sprake is, volgt niet uit het verzoek om een voorlopige voorziening. Ook uit de reactie van verzoeker naar aanleiding van de brief van 2 mei 2025 om het spoedeisend belang te onderbouwen blijkt dit niet.
4.5.
Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat behandeling van de bodemprocedure niet door hem zou kunnen worden afgewacht.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Uit 4.4 en 4.5 volgt dat er wegens het ontbreken van een spoedeisend belang geen noodzaak is voor de gevraagde voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter uitspraak zal doen zonder zitting.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van A.H. HagendoornHulst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) A.H. Hagendoorn-Hulst