ECLI:NL:CRVB:2025:871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en boete wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar bijstand en de oplegging van een boete. De zaak betreft de vraag of appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij niet langer woonachtig was op het uitkeringsadres. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft vastgesteld dat appellante vanaf 16 november 2021 niet meer op het opgegeven adres woonde, wat is bevestigd door onderzoeksbevindingen. Tijdens een onaangekondigd bezoek op 12 mei 2022 werd appellante niet aangetroffen, en de hoofdbewoner verklaarde dat hij de woning in augustus/september 2021 had gekocht en dat appellante daar niet woonde. Appellante heeft in bezwaar en hoger beroep volgehouden dat zij wel op het uitkeringsadres woonde, maar heeft dit niet onderbouwd. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De opgelegde boete van € 490,- is evenredig aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.