ECLI:NL:CRVB:2025:86
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en bevoegdheid van de Raad
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2025 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend en op 15 oktober 2024 een verzoek tot wraking van de behandelend rechter ingediend, dat door de wrakingskamer op 6 november 2024 niet in behandeling werd genomen. Tijdens de zitting op 6 januari 2025 was appellant aanwezig, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk was niet verschenen. Appellant voerde aan dat de Raad onbevoegd was om zijn zaak te behandelen.
De Raad heeft overwogen dat appellant op 28 december 2023 een nota voor het griffierecht had ontvangen en op 28 januari 2024 een herinnering. Het griffierecht had uiterlijk op 25 februari 2024 betaald moeten worden, maar dit was niet gebeurd. Appellant heeft in zijn verzet geen gronden aangevoerd voor het niet betalen van het griffierecht en heeft ook ter zitting geen verklaring gegeven voor het uitblijven van de betaling. De Raad heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om het verzet te behandelen, ondanks de beweringen van appellant.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. J.C. Boeree, met L.B. Vrugt als griffier.