4.3.Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting van 6 december 2023 is bij de Raad twijfel ontstaan over de juistheid van de medische beoordeling. De Raad heeft daarom psychiater Bouwens als deskundige benoemd.
4.4.1.De deskundige psychiater heeft op 6 september 2024 een rapport uitgebracht en hierin geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en BPS. Er was op de datum in geding sprake van zeer ernstige beperkingen in de identiteit, de zelfsturing, de empathie en intimiteit, met uitgesproken agressief gedrag in de privésfeer met onderliggend duidelijke aanwijzingen voor gebrekkige remmingen, een neiging tot impulsiviteit en het op rationele en dwangmatige wijze controleren van gedragingen. Er moet dus worden uitgegaan van beperkingen passend bij een zeer ernstige persoonlijkheidsstoornis. Het overmatige, agressieve en impulsieve gedrag doet zich echter alleen voor bij intensief sociaal contact. In andere contexten is de problematiek met het reguleren van emoties nog steeds aan de orde en is het aannemelijk dat rekening gehouden moet worden met een lichte tot matige beperking in het hanteren van complexe sociale situaties en gevoelens van anderen. Appellant geeft voorts blijk van beperkte sociale vaardigheden, maar ook met name in de intieme sfeer. Het is enerzijds zeker denkbaar dat appellant in conflict zou kunnen komen met anderen in het werk, anderzijds zal ook dat in sterke mate afhankelijk zijn van de context; blootstelling aan collega’s, leidinggevenden, de wijze van communiceren en wat van hem gevraagd wordt.
4.4.2.Wat betreft de validiteit heeft Bouwens gemotiveerd uiteengezet dat zijn onderzoek uitgebreider is geweest dan de onderzoeken van Psyon en WPEX en van welke validiteitstesten hij gebruik heeft gemaakt. Voorts heeft Bouwens gemotiveerd waarom de argumentatie van Psyon over de validiteit niet gevolgd kan worden. Bouwens heeft de diagnostische bevindingen van WPEX onderschreven en eveneens onderschreven dat er geen harde reden was om aan de validiteit van de verstrekte informatie te twijfelen. Bouwens heeft het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis pas na de in geding zijnde datum is gesteld en dat dit afdoet aan de betrouwbaarheid van het rapport van WPEX, niet onderschreven.
4.4.3.De deskundige komt tot de conclusie dat appellants beperkingen liggen in het sociale functioneren en dat dit (altijd) contextafhankelijk is. Bij appellant komen in zeer intensieve en langdurige sociale relaties zeer ernstige beperkingen in het sociale functioneren naar boven. In andere contexten blijkt dat appellant wel enige mate van controle heeft. Er is dan geen afwezigheid van, maar wel een mindere mate van beperkingen.
4.5.1.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 4 december 2024 opgemerkt dat uit deze expertise opnieuw blijkt dat appellant de neiging heeft om zijn klachten in enige mate op versterkte wijze te rapporteren en waarbij de deskundige benadrukt dat voorzichtigheid is geboden omtrent de validiteit. Gewezen op eerdere bevindingen hierover kan dit samen niet anders dan gedragsmatig opgevat worden (en niet als ziekte/gebrek), waarmee rekening gehouden dient te worden bij het opstellen van de belastbaarheid. Dat appellant stelt dat er geen sprake is van aggravatie is dan ook niet juist. Uitgaande op de datum in geding van een (bijkomende diagnose) antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep extra beperkingen aangenomen op persoonlijk en sociaal functioneren en de FML op 4 december 2024 aangepast. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft erop gewezen dat de deskundige concludeerde dat bij appellant zeer ernstige beperkingen in het sociale functioneren naar boven komen in zeer intensieve en langdurige sociale relaties, maar dat een werkrelatie daar niet toe behoort. Ook heeft de deskundige opgemerkt dat appellant in andere contexten wel enige mate van controle heeft, met een mindere mate van beperkingen. Uit de eerdere onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen, Psyon, WPEX en van de deskundige blijkt een intacte impulsbeheersing, geen openlijk drangmatig gedrag, geen openlijke agressie, dreigen of intimideren. Ten slotte heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd waarom een aantal (samenhangende) beperkingen niet (verdergaand) beperkt zijn geacht en waarom er geen aanleiding is om een urenbeperking aan te nemen.
4.5.2.Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 15 december 2024, uitgaande van de FML van 4 december 2024 gemotiveerd dat de vier geselecteerde functies nog steeds passend zijn. De functies bestaan uit mentaal licht belastende werkzaamheden, die in grote lijnen voorspelbaar zijn, geen voor appellant bovenmatige eisen stellen aan menselijke interactie en kunnen worden uitgevoerd zonder blootstelling aan auditieve of visuele hectiek. Er vindt in deze functies geen overschrijding plaats van de vastgestelde belastbaarheid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geschiktheid voor de geduide functies nader gemotiveerd. Wat betreft appellants beperkingen op sociaal functioneren wordt in de functies weliswaar samengewerkt met collega’s, maar dat betreft de werkinhoud en het hanteren van emotionele problemen van anderen is daarvoor niet noodzakelijk. Daarnaast heeft geen van de functies een kenmerkende belasting ten aanzien van conflicthantering en is er in de functies geen sprake van (intensief) klantencontact, waarin het hanteren van emotionele problemen van anderen noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk. Het hanteren van emotionele problemen van anderen vormt in de geduide functies geen knelpunt. Er is in de functies geen sprake van een sterk interactieve samenwerking; er is hooguit sprake van samenwerking met collega’s vanuit een eigen afgebakende deeltaak.
4.6.1.In zijn reactie van 17 februari 2025 op de stukken van het Uwv heeft appellant samengevat aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet onbevooroordeeld meer is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is vanaf de bezwaarprocedure betrokken bij deze zaak. Van meet af aan twijfelt zij aan de ernst van appellants klachten en dat wordt nog eens bevestigd in het laatste rapport. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de conclusie van de deskundige te beperkt opgevat door erop te wijzen dat een werkrelatie geen zeer intensieve en langdurige sociale relatie is. Dit betekent echter niet dat appellant daarin geen beperkingen heeft. Er is weliswaar een beperking opgenomen voor samenwerken (2.9) maar de functies zijn ten onrechte in stand gelaten bij een onvoldoende motivering. Appellant heeft gewezen op de vormen van samenwerken in de geselecteerde functies. De enkele verwijzing door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar het feit dat het geen ‘intensieve en langdurige sociale relaties’ zijn, is een onvoldoende motivering omdat niet duidelijk is wat ze dan wel zijn. Dat appellant volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in staat is om goedemorgen te zeggen en een praatje te houden bij het koffiezetapparaat is een veel lichter sociaal contact dan gezamenlijk overleggen over verdeling van de taken, samenwerken in een team, of elkaar helpen en adviseren en uitleg geven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep lijkt appellants draagkracht wat betreft samenwerken als hoog in te schatten, terwijl appellants beperkingen op grond van een antisociale persoonlijkheidsstoornis ernstig zijn en er sprake is van een fragiel evenwicht tussen draagkracht en draaglast.
4.6.2.Appellant heeft voorts toegelicht dat een beperking had moeten worden aangenomen voor het item geen direct contact met collega’s mogelijk (2.12.4). Appellant heeft verder tinnitus, waarbij hij heeft verwezen naar medische informatie van een KNO-arts en een klinisch fysiologisch audioloog. Daarom moet appellant ook beperkt worden geacht op horen (2.2) en beschermende middelen (3.4), dan wel moet deze informatie meegewogen te worden in de beoordeling van het item geen afleiding door activiteiten van anderen (1.8.1). Appellant heeft ten slotte de Raad verzocht een deskundige verzekeringsarts te benoemen.