ECLI:NL:CRVB:2025:756

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
24/59 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand en proceskostenvergoeding in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) en stelde dat er bijzondere omstandigheden waren om bijstand vanaf een eerdere datum toe te kennen. De rechtbank had eerder het beroep tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Vaals ongegrond verklaard. De appellant had eerder twee aanvragen ingediend, maar het college had deze aanvragen afgewezen. De Raad oordeelde dat de eerdere aanvragen geen bijzondere omstandigheden opleverden die rechtvaardigden dat bijstand vanaf een eerdere datum zou worden toegekend. De Raad bevestigde het uitgangspunt dat bijstand in beginsel niet verleend wordt over een periode voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank had moeten ingaan op de proceskostenvergoeding, aangezien het college tijdens de zitting had erkend dat het de maximale dwangsom verschuldigd was vanwege te late besluitvorming. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover het de proceskostenvergoeding betrof en kende deze toe aan de appellant. De Raad veroordeelde het college tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan de appellant.

Uitspraak

24.59 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 december 2023, 23/394 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Vaals (college)
Datum uitspraak: 15 april 2025
Zitting hebben: K.M.P. Jacobs
Griffier: A.M.J. van Erkel
Appellant en mr. K.J.C. van Bekkum, advocaat, hebben via videobellen deelgenomen aan de zitting. Het college heeft zich via videobellen laten vertegenwoordigen door mr. I. Aydogan.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank geen proceskostenvergoeding heeft toegekend;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.814,-;
  • bepaalt dat het college het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
€ 188,- vergoedt.
Aan dit oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag:
Met een besluit van 23 juni 2022 heeft het college aan appellant per 28 januari 2022 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) toegekend. Na het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, waarbij appellant heeft verzocht om toekenning van een dwangsom, heeft het college op 16 februari 2023 op het bezwaar van appellant beslist.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 16 februari 2023 ongegrond verklaard.
Appellant heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn om bijstand vanaf een eerdere datum toe te kennen. Appellant heeft namelijk al eerder bijstandsaanvragen ingediend. Appellant verkeerde in een kwetsbare positie en was pas sinds kort in Nederland.
Verder heeft het college appellant geadviseerd om nieuwe aanvragen in te dienen in plaats van bezwaar te maken.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In beginsel wordt geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de PW en de vaste rechtspraak over de voorloper van die bepaling (artikel 68a, eerste lid, van de Algemene bijstandswet). [1]
Dat appellant eerder twee aanvragen heeft ingediend, levert geen bijzondere omstandigheid op om bij de beslissing op déze aanvraag vanaf die eerdere datum bijstand toe te kennen. Het college heeft op de eerdere aanvragen beslist met besluiten van 29 maart 2021, 22 oktober 2021 en een beslissing op bezwaar van 8 juni 2022. Tegen deze besluiten heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend. Dat appellant op advies van het college geen rechtsmiddelen heeft aangewend is niet gebleken.
Appellant heeft verder aangevoerd dat de rechtbank een proceskostenvergoeding had moeten toekennen.
Deze beroepsgrond slaagt. Eerst tijdens de behandeling ter zitting bij de rechtbank heeft het college erkend de maximale dwangsom verschuldigd te zijn, omdat te laat op het bezwaar is beslist. De rechtbank had hierin aanleiding moeten zien om het college te veroordelen in de proceskosten van appellant.
Het hoger beroep slaagt voor zover de rechtbank geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. In zoverre vernietigt de Raad de aangevallen uitspraak. De Raad kent proceskosten toe voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting, in beroep en hoger beroep, in totaal vier punten met een wegingsfactor van 0,5. Ook moet het college het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep vergoeden aan appellant.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.M.J. van Erkel (getekend) K.M.P. Jacobs

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT0209.