In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een eenmalige energietoeslag 2022 door het college van burgemeester en wethouders van Bergen. Appellante, een alleenstaande ouder, heeft de energietoeslag aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op basis van de berekening van haar inkomen. Het college heeft kinderalimentatie en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) meegerekend bij het vaststellen van het inkomen, wat volgens appellante niet terecht was. Ze stelt dat er geen wettelijke basis is voor deze berekening en dat dit leidt tot ongerechtvaardigd onderscheid tussen alleenstaanden en gehuwden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college de kinderalimentatie en IACK terecht als inkomen heeft aangemerkt. De Raad oordeelt dat het inkomensbegrip zoals vastgelegd in de Participatiewet (PW) van toepassing is en dat het college niet onterecht heeft gehandeld door deze posten mee te rekenen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. Hierdoor blijft de afwijzing van de energietoeslag in stand en krijgt appellante geen vergoeding voor proceskosten.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de relevante artikelen uit de PW en de beleidsregels van het college, waarbij het college de ruimte heeft om te bepalen welk inkomen in aanmerking wordt genomen. De Raad concludeert dat appellante niet kan vertrouwen op een andere interpretatie van het inkomensbegrip dan die in de PW is vastgelegd.