ECLI:NL:CRVB:2025:695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die zich op 5 september 2018 ziekmeldde met psychische klachten en later ook fysieke klachten na een auto-ongeluk, betwist de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geoordeeld dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 september 2020. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant en dat de eerdere medische beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de door appellant ingebrachte informatie niet leidt tot een andere conclusie. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.121,90 bedragen, inclusief griffierecht.