ECLI:NL:CRVB:2025:673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F.M. Rijnbeek
- A.K.F. Ouwehand
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante, die voor het laatst als receptioniste werkte, heeft zich op 17 december 2018 ziekgemeld vanwege zwangerschaps- en bevallingsklachten, en is daarnaast bekend met familiaire mediterrane koorts (FMF). Het Uwv heeft na onderzoek door artsen en arbeidsdeskundigen vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk en heeft haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. Appellante is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en een deskundige benoemd om de medische situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat appellante op de datum in geding niet meer dan 25% arbeidsongeschikt is en dat de geselecteerde functies passend zijn. De Raad heeft het standpunt van het Uwv gevolgd en geoordeeld dat appellante in staat is de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak, met verbetering van gronden. De Raad oordeelt dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld en dat het griffierecht moet worden vergoed.