ECLI:NL:CRVB:2025:61
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van laattijdige aanvraag en onvoldoende medische informatie
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante stelt dat zij op haar achttiende verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen had en daarom als jonggehandicapte moet worden aangemerkt. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende medische informatie beschikbaar is om de beperkingen van appellante in de periode van 1984 tot 1989 vast te stellen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 januari 2025, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. B.B.A. Willering, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Sjoer.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag van appellante moet worden beoordeeld aan de hand van het nieuwe toetsingskader uit de Wajong. De Raad volgt de rechtbank in haar conclusie dat er onvoldoende medische gegevens zijn om te concluderen dat appellante op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaren daarna duurzaam geen arbeidsvermogen had. De door appellante ingebrachte medische informatie biedt geen nieuwe inzichten die de eerdere conclusies van het Uwv en de rechtbank kunnen weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de Wajong-uitkering blijft in stand.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep betekent dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering en dat zij geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.