ECLI:NL:CRVB:2025:60

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
22/1426 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de Wajong-uitkering en waarschuwing wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die sinds 2 juli 2012 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn uitkering per 1 februari 2021 te schorsen. Dit besluit was gebaseerd op het vermoeden dat appellant in het buitenland verbleef zonder dit te melden aan het Uwv. Het Uwv had op 10 februari 2021 vastgesteld dat appellant al enige tijd in het buitenland verbleef, wat leidde tot de schorsing van zijn uitkering en een waarschuwing wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 13 november 2024 is appellant niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door een advocaat. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden, waaronder een onderzoeksrapport van de handhaving inspectie. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv terecht had besloten tot schorsing van de uitkering, omdat appellant geen duidelijkheid had gegeven over zijn verblijfplaats. De Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat het Uwv op basis van het onderzoeksrapport een gegrond vermoeden kon hebben dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat zijn beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenplicht door uitkeringsgerechtigden en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

22/1426 WAJONG
Datum uitspraak: 8 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 maart 2022, 21/3913 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft beslist dat de Wajong-uitkering van appellant met ingang van 1 februari 2021 niet meer wordt uitbetaald en of het Uwv aan appellant terecht een waarschuwing heeft gegeven in verband met het schenden van zijn inlichtingenplicht.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. Nijssen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 13 november 2024. Appellant is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van Riet.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 2 juli 2012 een Wajong-uitkering. Met het besluit van 10 februari 2021 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant al enige tijd in het buitenland verblijft zonder dat aan het Uwv te hebben gemeld en dat zijn uitkering daarom vanaf 1 februari 2021 niet wordt uitbetaald. Hieraan ligt een onderzoeksrapport handhaving inspectie van 29 januari 2021 ten grondslag. Omdat appellant geen melding heeft gemaakt van zijn verblijf in het buitenland heeft het Uwv bij besluit van 30 maart 2021 appellant een waarschuwing opgelegd wegens schending van de op hem rustende inlichtingenplicht.
1.2.
Met het besluit van 1 juni 2021 is de uitbetaling van de Wajong-uitkering aan appellant per 31 mei 2021 weer opgestart.
1.3.
Bij besluit van 11 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv de door appellant gemaakte bezwaren tegen de besluiten van 10 februari 2021 en 30 maart 2021 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft beslist dat de uitbetaling van de Wajong-uitkering van appellant vanaf 1 februari 2021 is geschorst en dat de opgelegde waarschuwing in verband met de schending van de inlichtingenplicht terecht is geweest. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het onderzoeksrapport handhaving inspectie van 29 januari 2021 hiertoe een toereikende grondslag biedt. Uit dit onderzoeksrapport blijkt dat een medewerker van de politie op 26 januari 2021 een melding heeft gemaakt dat appellant in Mexico-City verblijft, mogelijk al sinds september 2020. De rechtbank heeft, in tegenstelling tot appellant, geen enkele aanleiding gezien om te twijfelen of het wel een medewerker van de politie is geweest die deze melding heeft gedaan. Verder is in het onderzoeksrapport vermeld dat een medewerker van het Uwv op 28 januari 2021 met de vader van appellant heeft gebeld, die aangaf dat appellant sinds december 2020 in Mexico is. De rechtbank heeft geen reden gezien om aan te nemen dat deze verklaring van de vader, zoals appellant stelt, niet juist is. In dit verband is volgens de rechtbank van belang dat op dezelfde dag nadat het Uwv met zijn vader had gebeld appellant zelf contact heeft opgenomen met het Uwv. Daarbij heeft appellant gebeld met een buitenlands telefoonnummer (beginnend met +52), wat de landcode van Mexico is. Daarnaast blijkt uit het onderzoeksrapport dat appellant in dit gesprek met het Uwv zelf heeft gezegd dat hij voor een paar weken op vakantie is in Mexico-City, maar dat hij zich niet kon herinneren wanneer dat was. Na dit gesprek heeft appellant het Uwv teruggebeld en verklaard dat hij in het eerdere gesprek niet heeft gezegd dat hij in Mexico-City is. Om veiligheids- en privacyredenen van zijn vrienden heeft appellant niet willen vertellen of hij in Nederland of in het buitenland is. Iemands verblijfplaats betreft een relevant feit waarover appellant duidelijkheid moet verschaffen. Omdat het Uwv geen duidelijkheid heeft verkregen over het verblijfadres van appellant kon het Uwv een gegrond vermoeden hebben dat appellant in ieder geval sinds 1 februari 2021 in het buitenland verblijft en daarom geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Verder heeft de rechtbank in reactie op wat appellant daarover in beroep naar voren heeft gebracht overwogen dat de verwijzing door het Uwv naar de televisieuitzending van [T. V. programma] op [datum] 2021 niet ter onderbouwing kan dienen voor de schorsing van de uitbetaling van de Wajong-uitkering per 1 februari 2021. Dat heeft het Uwv volgens de rechtbank ook niet gedaan. De verwijzing dient naar het oordeel van de rechtbank te worden bezien in het kader van de vraag of er aanleiding was om de schorsing eerder dan per 31 mei 2021 op te heffen. Daarover gaat het in deze procedure echter niet.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft daartoe herhaald dat het onderzoek van het Uwv ontoereikend is geweest om tot de conclusie te komen dat hij op 1 februari 2021 niet in Nederland verbleef, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de informatie van 26 januari 2021 daadwerkelijk afkomstig was van een medewerker van de politie en dat uit de tekst van het bestreden besluit blijkt dat de inhoud van het televisieprogramma wel degelijk is gebruikt voor de onderbouwing van de schorsing ruim twee maanden eerder. Appellant heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat het Uwv de uitbetaling van zijn Wajong-uitkering ten onrechte heeft geschorst en hem ten onrechte een waarschuwing heeft opgelegd.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat dit zo is en dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
4.2.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van de gronden die hij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het Uwv op grond van het onderzoeksrapport van 29 januari 2021 het gegronde vermoeden kon hebben dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen duidelijkheid te geven over zijn veblijfplaats, waardoor niet kan worden vastgesteld of appellant per 1 februari 2021 in Nederland verblijft. De Raad voegt daar nog het volgende aan toe.
4.3.
Het uitsluitend opwerpen van de mogelijkheid dat het Uwv op 26 januari 2021 niet heeft gesproken met een medewerker van de politie zonder deze stelling nader te onderbouwen is onvoldoende om twijfel te zaaien. Bovendien is de melding van 26 januari 2021 het startpunt geweest van een eigen onderzoek door het Uwv over de verblijfplaats van appellant vanaf 1 februari 2021. Niet is gebleken dat dit onderzoek onzorgvuldig is geweest, zodat het Uwv de bevindingen uit dit onderzoek ten grondslag heeft kunnen leggen aan de besluitvorming.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft beslist dat de uitbetaling van de Wajong-uitkering van appellant vanaf 1 februari 2021 wordt geschorst en dat de opgelegde waarschuwing terecht is geweest wegens schending van de inlichtingenplicht.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van C.M. Snellenberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2025.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) C.M. Snellenberg

Bijlage

In artikel 2:7, eerste lid, van de Wajong is, voor zover van belang, bepaald dat de jonggehandicapte op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte van de inkomensvoorziening of de betaling van de inkomensvoorziening, waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie, aan het Uwv.
Ingevolge artikel 2:49, tweede lid, onder c, van de Wajong schort het Uwv de betaling van de inkomensvoorziening op of schorst de betaling, indien het op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat de jonggehandicapte of zijn wettelijk vertegenwoordiger een verplichting als bedoeld in de artikelen 2:7, 2:8, 2:31 of 2:32 niet of niet behoorlijk is nagekomen.
In artikel 2:69, vierde lid, van de Wajong is bepaald dat het Uwv kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de jonggehandicapte of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jonggehandicapte of zijn wettelijke vertegenwoordiger een zodanige waarschuwing is gegeven.