ECLI:NL:CRVB:2025:591

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
23/2885 ONBEK
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan informatie over de aangevallen uitspraak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 6:5 van de Awb vereist dat het beroepschrift ondertekend is en een omschrijving van het besluit bevat waartegen het beroep is gericht. In dit geval ontbrak een afschrift van de aangevallen uitspraak en was het onduidelijk tegen welke uitspraak van welke rechtbank het hoger beroep was gericht. De Raad heeft appellant meerdere keren verzocht om de benodigde informatie te verstrekken, maar appellant heeft hier niet adequaat op gereageerd. De Raad heeft uiteindelijk geconcludeerd dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door C. Karman, met A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 april 2025.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 april 2025
23/2885 ONBEK
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het beroepschrift wordt ondertekend en ten minste een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevat. In het tweede lid is bepaald dat bij het beroepschrift zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, wordt overgelegd. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij het ingediende beroepschrift is geen aangevallen uitspraak overgelegd. Evenmin is uit dit beroepschrift af te leiden tegen welke uitspraak van welke rechtbank het is gericht. Zo ontbreekt de datum van de uitspraak en is ook niet duidelijk welk bestuursorgaan de andere (verwerende) partij is.
Bij brief van 13 oktober 2023 heeft de Raad appellant verzocht binnen vier weken een kopie te zenden van de aangevallen uitspraak.
Appellant heeft niet op deze brief gereageerd.
Bij brief van 29 november 2023 heeft de Raad appellant de brief van 13 oktober 2023 in herinnering gebracht en is appellant verzocht binnen vier weken te reageren op deze brief.
Appellant heeft bij digitaal bericht van 7 december 2023 op dit verzoek gereageerd. Hierin heeft appellant aangegeven dat hij het niet eens is met een bepaalde gang van zaken, maar uit het bericht valt nog steeds niet af te leiden tegen welke uitspraak het hoger beroep is gericht.
Bij aangetekende brief van 19 april 2024 heeft de Raad appellant voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de datum van deze brief een kopie van de uitspraak van de rechtbank toe te zenden. Daarbij is erop gewezen dat appellant er rekening mee moet houden dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden, indien appellant de uitspraak niet toezendt.
De aangetekende brief is op 23 april 2024 bij de Raad retour binnengekomen. Op het postlabel is aangegeven dat appellant geweigerd heeft de brief in ontvangst te nemen.
Op 17 mei 2024 heeft de Raad de brief van 19 april 2024 nogmaals aan appellant toegezonden, ditmaal per gewone (niet-aangetekende) post.
De Raad heeft niets meer van appellant vernomen en kan niet vaststellen tegen welke uitspraak het hoger beroep is gericht.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025.
(getekend) C. Karman
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.