ECLI:NL:CRVB:2025:586
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om aan appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat het Uwv ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn medische situatie. Hij heeft zich in 2011 ziekgemeld en in 2013 werd hem geen WIA-uitkering toegekend. Na een herbeoordeling in 2022 heeft het Uwv opnieuw geweigerd om de uitkering toe te kennen, omdat er geen nieuwe medische feiten waren die een andere conclusie rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv heeft het besluit om geen WIA-uitkering toe te kennen in stand gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld die voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de einde wachttijd-beoordeling. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep niet overtuigend geacht en heeft geconcludeerd dat de eerdere beoordeling door het Uwv juist was.