ECLI:NL:CRVB:2025:579

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
23/1218 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand na opschorting en herziening met terugvordering; geen procesbelang na schikking

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet na een opschorting van het recht op bijstand. Appellant ontving bijstand, maar na een eerdere opschorting heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom besloten de bijstand in te trekken en terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten eveneens ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 1 april 2025 is gebleken dat er een schikking is bereikt tussen appellant en het college, waardoor appellant geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het hoger beroep. De gemachtigde van appellant heeft de Raad op 28 maart 2025 geïnformeerd dat de schikking correct is en heeft verzocht om schriftelijke afhandeling van de zaken. Op basis van deze informatie heeft de Raad geconcludeerd dat appellant geen procesbelang meer heeft en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat de schikking tussen partijen de noodzaak voor een oordeel over het hoger beroep heeft weggenomen.

Uitspraak

23.1218 PW-PV, 23/1219 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 maart 2023, 22/2593 en 22/3594 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (college)
Datum uitspraak: 1 april 2025
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: A.M.J. van Erkel
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 1 april 2025. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant ontving bijstand op grond van de Participatiewet. Na een eerdere opschorting van het recht op bijstand heeft het college met een besluit van 6 oktober 2021 (besluit 1) de algemene en bijzondere bijstand ingetrokken met ingang van 16 augustus 2021 omdat appellant het verzuim na de opschorting niet heeft hersteld. Met een ander besluit van 6 oktober 2021 (besluit 2) heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 12 januari 2021 tot en met 31 juli 2021 herzien. Met een besluit van 21 oktober 2021 (besluit 3) heeft het college de gemaakte kosten van bijstand van appellant over de periode van 12 januari 2021 tot en met 31 juli 2021 teruggevorderd tot een bedrag van € 1.057,38.
Met een besluit van 6 april 2022 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar tegen besluit 1 ongegrond verklaard. Met een ander besluit van 6 april 2022 (bestreden besluit 2) heeft het college het bezwaar tegen besluiten 2 en 3 gedeeltelijk gegrond verklaard en de periode van herziening aangepast naar 1 maart 2021 tot en met 31 juli 2021 en de terugvordering verlaagd naar € 586,68.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
De Raad heeft partijen schriftelijk voorgehouden hoe hij het geschil vooralsnog ziet en partijen in overweging gegeven om in onderling overleg een oplossing te vinden voor hun geschil.
Het college heeft de Raad met een brief van 12 september 2024 ingelicht dat er een schikking is bereikt met appellant met betrekking tot het geschil.
De gemachtigde van appellant heeft de Raad op 28 maart 2025 ingelicht dat wat het college naar voren heeft gebracht juist is en zij de Raad heeft verzocht de zaken schriftelijk af te handelen. Op 31 maart 2025 heeft de gemachtigde van appellant gemeld dat appellant geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het hoger beroep.
Gelet op wat appellant heeft meegedeeld komt de Raad tot de conclusie dat appellant geen procesbelang heeft bij een oordeel over het hoger beroep.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.M.J. van Erkel (getekend) O.L.H.W.I. Korte