ECLI:NL:CRVB:2025:573
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende sociale zekerheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Kaplan, om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had op 29 juli 2024 een besluit genomen, waartegen appellant beroep had ingesteld, geregistreerd onder nummer 24/1889 PW. Het verzoek om een voorlopige voorziening is geregistreerd onder nummer 24/2620 PW-VV en behandeld op de zitting van 4 februari 2025.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, met de uitspraak in de zaak 24/1889 PW heeft de Raad definitief beslist op het beroep en het bestreden besluit in stand gelaten. Hierdoor is het geding in die zaak geëindigd, wat betekent dat er geen reden meer is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.