ECLI:NL:CRVB:2025:559
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen per 22 augustus 2022. Appellant, die voorheen als verkoopadviseur werkte, heeft zich ziekgemeld met zowel lichamelijke als psychische klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat appellant 29,09% arbeidsongeschikt is, wat onder de vereiste 35% ligt voor toekenning van de uitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 27 februari 2025 heeft de Raad de zaak behandeld. Appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.M.C.M. Levels. De Raad heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) die door het Uwv is opgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de beslissing van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, en het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen.