ECLI:NL:CRVB:2025:557
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen besluiten over studiefinanciering niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening
In deze zaak draait het om de vraag of appellant tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen besluiten waarbij van hem studiefinanciering is teruggevorderd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet op tijd heeft gereageerd op de besluiten over zijn studieschuld, waardoor zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.
De appellant, woonachtig in Kroatië, had in de periode van 2010 tot 2015 studiefinanciering ontvangen. Na een wijziging van zijn postadres en een uitwonendencontrole, heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hem in 2017 geïnformeerd over de terugvordering van zijn studieschuld. Appellant heeft echter pas in oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten op de juiste wijze zijn bekendgemaakt en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Raad oordeelt dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden, aangezien appellant niet in het gelijk is gesteld.