ECLI:NL:CRVB:2025:539
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 8 maart 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante betwist deze beslissing en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat zou zijn om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geoordeeld dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke beperkingen appellante heeft en waarom er geen aanleiding is om met meer beperkingen rekening te houden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en de Raad onderschrijft deze overwegingen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waardoor de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.