Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 31 december 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante betwist deze beslissing en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat zou zijn om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 20 februari 2025, waarbij appellante en haar gemachtigde niet aanwezig waren. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv in stand gelaten. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat de door het Uwv geselecteerde functies binnen haar belastbaarheid vallen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. Het verzoek van appellante om schadevergoeding wordt afgewezen, en zij krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.