ECLI:NL:CRVB:2025:52

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
24/1650 ONBEK
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Centrale Raad van Beroep inzake hoger beroep tegen civielrechtelijk vonnis rechtbank Gelderland

Op 9 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak waarin appellant hoger beroep had ingesteld tegen een civielrechtelijk (tussen- en eind)vonnis van de rechtbank Gelderland. De Raad heeft vastgesteld dat hoger beroep tegen deze uitspraak niet mogelijk is bij de Centrale Raad van Beroep, maar dat appellant zich moet wenden tot het gerechtshof Arnhem. De Raad heeft appellant erop gewezen dat voor het instellen van hoger beroep bij het gerechtshof een advocaat vereist is. Appellant heeft aangevoerd dat hij geen advocaat nodig heeft of er geen kan vinden, maar de Raad heeft benadrukt dat zij hierin niet kan helpen. De Raad heeft zich kennelijk onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, en deze beslissing is zonder zitting genomen op basis van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tevens heeft de Raad de ontvangen e-mailberichten van appellant doorgezonden naar het gerechtshof Arnhem en verzocht om toekomstige correspondentie met betrekking tot het hoger beroep alleen aan het gerechtshof te richten. De uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 januari 2025
24/1650 ONBEK
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen het tussen- en eindvonnis van de rechtbank Gelderland van 18 mei en 7 september 2022, HA ZA 21-220
Partijen:
[appellant] (appellant)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen het tussen- en eindvonnis van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

De uitspraak waar appellant het niet mee eens is, betreft een civielrechtelijk (tussen- en eind)vonnis van de rechtbank Gelderland. Hoger beroep tegen deze uitspraak is daarom niet mogelijk bij de Centrale Raad van Beroep (Raad). In plaats daarvan zal appellant zich tot het gerechtshof Arnhem moeten wenden, indien hij in hoger beroep wenst te gaan.
Zoals het gerechtshof Arnhem appellant al heeft meegedeeld, is voor het instellen van hoger beroep bij het gerechtshof een advocaat nodig. Voor zover appellant aanvoert dat hij geen advocaat nodig heeft, of er geen kan vinden, benadrukt de Raad dat de Raad appellant hier niet bij kan helpen.
De Raad acht zich kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Deze beslissing wordt zonder zitting gedaan, op grond van de artikel 8:108, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8:54, eerste lid, onder a, van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
In verband met het voorgaande merkt de Raad nog het volgende op. Aangezien niet de Raad, maar het gerechtshof Arnhem bevoegd is, heeft de Raad de tot op heden van appellant ontvangen e-mailberichten ambtshalve doorgezonden naar het gerechtshof Arnhem. De Raad verzoekt appellant om toekomstige correspondentie met betrekking tot het hoger beroep alleen te richten aan het gerechtshof Arnhem.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2025.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.