ECLI:NL:CRVB:2025:497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 23/761 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. O. Labordus, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant door een gewijzigde beslissing op bezwaar te nemen op 22 mei 2024. Deze beslissing hield in dat de proceskosten in bezwaar zijn vergoed en dat de betaalde griffierechten zullen worden terugbetaald.
De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep vastgesteld op een totaalbedrag van € 6.098,36, inclusief de vergoeding van griffierechten. De uitspraak benadrukt het belang van proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures en de verplichting van het Uwv om deze kosten te vergoeden aan de appellant.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter en de griffier. De beslissing is een bevestiging van de rechtsbescherming die appellanten genieten in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer zij in het gelijk worden gesteld door het bestuursorgaan.