ECLI:NL:CRVB:2025:496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 28 april 2023 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant is van mening dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld en dat hij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 april 2025, waarbij de rechtbank Oost-Brabant eerder het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij niet voldoet aan de criteria van arbeidsongeschiktheid. De Raad wijst erop dat appellant niet met objectieve medische informatie heeft aangetoond dat er sprake is van verdergaande beperkingen dan vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 mei 2023. De uitspraak wordt gedaan door F.M. Rijnbeek, met M. Reith als griffier.