ECLI:NL:CRVB:2025:49

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
24/501 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toekenning van een voorziening voor huurbijdrage onterecht; onvoldoende motivatie van medische contra-indicatie

Op 9 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een aanvraag had ingediend voor een voorziening voor huurbijdrage op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De aanvraag was eerder afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat er volgens hen geen medische contra-indicatie was voor een verhuizing. De Raad oordeelde echter dat de afwijzing onterecht was, omdat de motivatie van het ontbreken van een medische contra-indicatie onvoldoende was onderbouwd. De Raad vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

De appellant, geboren in 1944, had psychische klachten die verband hielden met zijn oorlogsomstandigheden. Ondanks dat hij een vergoeding voor huishoudelijke hulp en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer had gekregen, was de voorziening voor huurbijdrage afgewezen. De Raad stelde vast dat de huisarts had aangegeven dat een verhuizing gezien de psychische conditie van appellant sterk werd afgeraden. De verklaring van de partner van appellant, die klinisch psycholoog was, versterkte deze conclusie.

De Raad concludeerde dat er onvoldoende medische onderbouwing was voor het standpunt van verweerder en dat de afwijzing van de aanvraag om huurbijdrage niet terecht was. De Raad veroordeelde verweerder in de proceskosten van appellant en bepaalde dat het griffierecht vergoed moest worden. De uitspraak werd gedaan door H. Lagas, in aanwezigheid van griffier N. El Khabazi.

Uitspraak

24/501 WUV
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
SAMENVATTING
Verweerder heeft afwijzend beslist op de aanvraag om toekenning van een voorziening voor huurbijdrage omdat bij appellant geen sprake is van een contra-indicatie voor een verhuizing. De Raad is van oordeel dat verweerder het ontbreken van een medische contra-indicatie onvoldoende heeft gemotiveerd en vernietigt om die reden het bestreden besluit.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 25 januari 2024, BZ011617219 (bestreden besluit). Dit betreft de Wuv. [1]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 13 november 2024
.Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn partner [naam partner] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Wolfert.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1944, heeft in januari 2023 bij verweerder een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Wuv.
1.2.
Met een besluit van 1 augustus 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Na hiertegen bezwaar te hebben gemaakt heeft verweerder met een besluit van 25 januari 2024 (bestreden besluit) appellant alsnog gelijkgesteld met de vervolgde. Daarbij is aanvaard dat appellant psychische klachten heeft die redelijkerwijs in verband staan met zijn oorlogsomstandigheden. Aan appellant is met ingang van 1 januari 2023 toegekend een vergoeding voor huishoudelijke hulp en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer. De gevraagde voorziening voor huurbijdrage is door verweerder afgewezen omdat deze voorziening in verband met de psychische klachten van appellant niet medisch noodzakelijk is.
Het standpunt van appellant
2. Appellant is het niet eens met het niet toekennen van een voorziening voor huurbijdrage.

Het oordeel van de Raad

3. In geschil is uitsluitend de weigering van verweerder om aan appellant de gevraagde voorziening voor huurbijdrage toe te kennen. De Raad beoordeelt of verweerder terecht de gevraagde voorziening heeft geweigerd aan de hand van wat appellant in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Verweerder hanteert het beleid – voor zover hier van belang – dat een vergoeding voor huurbijdrage kan worden toegekend als voortzetting van de bestaande huurovereenkomst op causale medische gronden noodzakelijk is en als enige mogelijkheid moet worden beschouwd, wat inhoudt dat er een causale contra-indicatie bestaat voor een verhuizing met name wegens een dreigende psychische decompensatie.
3.2.
De afwijzing van de aanvraag om huurbijdrage is gebaseerd op het standpunt dat er bij appellant geen medische contra-indicatie bestaat om te verhuizen. Dit standpunt is onder meer ingegeven door de opmerking van appellant die hij heeft gemaakt tijdens het persoonlijk onderhoud met de arts R.J. Roelofs. Zo stelde appellant dat als het echt nodig is hij zal gaan verhuizen. Zoals ter zitting besproken moet die opmerking worden geplaatst in de situatie waarin appellant gedwongen zou worden een keuze te maken en staat dit los van de vraag of hij zichzelf medisch in staat acht te verhuizen
.Aan die opmerking kan de Raad dan ook niet die waarde hechten die verweerder daaraan hecht. Medische gegevens die steun bieden aan het door verweerder ingenomen standpunt zijn door de Raad niet aangetroffen. De huisarts heeft aangegeven dat een verhuizing gezien de psychische conditie van appellant, waarbij hij weer ontworteld raakt, in hoge mate wordt afgeraden. Deze verklaring en in aanmerking genomen de door de partner van appellant geuite vrees vanuit haar voormalige professie van klinisch psycholoog dat appellant zal decompenseren bij een vertrek uit de huidige woning, leidt de Raad bij gebrek aan andersluidende gegevens tot de conclusie dat het door verweerder ingenomen standpunt onvoldoende medisch is onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

3.3.
Het beroep slaagt. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De Raad ziet in de aanwezige medische gegevens geen ruimte om uit een oogpunt van finale geschilbeslechting zelf in de zaak te voorzien. Verweerder wordt dan ook opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
4. Omdat het beroep slaagt bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van appellant die worden begroot op € 39,90 voor gemaakte reiskosten van appellant en zijn partner. Verder wordt bepaald dat verweerder aan appellant het griffierecht vergoedt dat hij in beroep heeft moeten betalen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar neemt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant in beroep tot een bedrag van € 39,90;
  • bepaalt dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 51,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2025.
(getekend) H. Lagas
(getekend) N. El Khabazi

Voetnoten

1.Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.