ECLI:NL:CRVB:2025:489

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
24/867 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over maatwerkvoorziening woningaanpassing voor toilet op bovenverdieping

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 1 maart 2024 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad heeft bevestigd. Appellante, geboren in 1956, heeft beperkingen door verschillende fysieke aandoeningen en heeft verzocht om een maatwerkvoorziening in de vorm van een toilet op de bovenverdieping van haar huurwoning. Het college heeft aanvankelijk haar aanvraag afgewezen, maar heeft later, na bezwaar, de maatwerkvoorziening alsnog verstrekt. De voorzieningenrechter heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellante niet accepteert. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 februari 2025, waarbij appellante via beeldbellen aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat. Het college werd vertegenwoordigd door twee advocaten. De Raad oordeelt dat het college de maatwerkvoorziening terecht heeft aangemerkt als de goedkoopst adequate voorziening, en bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter. Appellante krijgt geen proceskostenvergoeding omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

24/867 WMO15
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2024, 23/2320 en 23/2319 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (college)
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over een verstrekte maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing in de vorm van een toilet op de bovenverdieping. Net als de voorzieningenrechter van de rechtbank is de Raad van oordeel dat het college de verstrekte voorziening heeft kunnen aanmerken als goedkoopst adequate voorziening.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. N. Abalhaj, hoger beroep ingesteld en een nadere reactie ingediend. Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de eigenaar van de woning in de gelegenheid gesteld om als derdebelanghebbende aan het geding deel te nemen. De eigenaar van de woning heeft te kennen gegeven niet van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 februari 2025. Appellante heeft door middel van beeldbellen deelgenomen aan de zitting, bijgestaan door mr. Abalhaj die ter zitting is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Slotboom en mr. P. Koenhen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1956, ondervindt beperkingen door verschillende fysieke aandoeningen. Zij heeft in een brief van 16 april 2020 verzocht om een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Zij wil graag een toilet op de bovenverdieping van haar huurwoning en heeft daarbij aangegeven dat een sanibroyeur toilet goed zou zijn omdat de aansluiting hiervoor al aanwezig is.
1.2.
Met een besluit van 1 april 2021 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen omdat er geen medische stoornissen zijn die onbehandelbaar zijn en die noodzaken tot een toilet op de bovenverdieping. Appellante mag in staat worden geacht om gebruik te maken van een (obesitas) toiletstoel. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op een medisch advies van Argonaut. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Met een besluit van 17 maart 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gegrond verklaard. Het college heeft de maatwerkvoorziening alsnog verstrekt, in die zin dat appellante in aanmerking komt voor een woningaanpassing in de vorm van een toilet op de bovenverdieping. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op een medisch advies van Argonaut van 28 december 2021. Een staand toilet met een externe sanibroyeur in de kleine kamer waar de wasmachine staat conform de offerte van Verhoef van 22 februari 2023 is volgens het college de goedkoopst adequate voorziening.
Uitspraak van de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onderzoek van het college zorgvuldig is geweest en dat het college zich op basis van het advies van Argonaut van 28 december 2021 en de offertes en toelichting van Verhoef op het standpunt heeft kunnen stellen dat een staand toilet met een externe sanibroyeur in de kleine kamer de goedkoopst adequate voorziening is. In de door appellante overgelegde medische stukken en in wat appellante heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Uit de door appellante overgelegde stukken volgt alleen dat een toilet op de bovenverdieping noodzakelijk is, zodat appellante tijdig bij het toilet is. Appellante heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat plaatsing van het toegekende toilet en beugels in de kleine kamer niet mogelijk is. Verder blijkt uit de door appellante overgelegde offerte van Jonker niet dat een vast toilet in de badkamer de goedkoopst adequate voorziening is
,omdat die offerte niet volledig is uitgewerkt en vermeldt dat in de prijs een aantal posten niet zijn opgenomen. Tenslotte is niet gebleken dat de woningcorporatie geen toestemming geeft voor de plaatsing van een toilet met sanibroyeur in de kleine kamer.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de voorzieningenrechter niet eens. Zij heeft haar standpunt herhaald dat een woonvoorziening in de vorm van een sanibroyeur in de kleine kamer gezien haar medische beperkingen en de overige persoonlijke omstandigheden voor haar niet de meest adequate oplossing is
.Volgens appellante is een zorgdoortrektoilet in de badkamer de meest adequate oplossing.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de voorzieningenrechter terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep in de kern herhaald wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak besproken en afdoende gemotiveerd waarom deze niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank en neemt de overwegingen die daaraan ten grondslag zijn gelegd over. Naar aanleiding van wat op de zitting is besproken voegt de Raad hieraan nog het volgende toe.
4.2.
Appellante heeft ter zitting naar voren gebracht dat het college te veel gewicht heeft toegekend aan de technische aspecten van de verbouwing en onvoldoende heeft gekeken naar de vraag of het toegekende toilet medisch gezien passend is voor appellante. Zij heeft hiervoor met name gewezen op de brief van de ergotherapeut van 16 februari 2024, die heeft gesteld dat het noodzakelijk is dat appellante een zorgdoortrektoilet krijgt in haar badkamer. Hierbij heeft de ergotherapeut gewezen op een goede zithouding en de noodzaak van steunpunten. Volgens appellante had deze brief aanleiding moeten zijn voor het alsnog inwinnen van een aanvullend medisch advies van Argonaut. Dit betoog wordt niet gevolgd. De ergotherapeut wijst er ook in deze brief namelijk vooral op dat er op de bovenverdieping geen toilet aanwezig is en dat appellante niet in staat is om op tijd het toilet beneden te bereiken. De brief biedt geen aanknopingspunten voor twijfel aan de conclusie dat het verstrekte toilet medisch gezien passend is. Hierbij betrekt de Raad dat Verhoef rekening heeft gehouden met de plaatsing van beugels en de door appellante gewenste zithoogte en dat is gekozen voor dezelfde (verhoogde) toiletpot als in de offerte voor het door appellante gewenste vaste toilet in de badkamer.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) S. Ploum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2.3.5
[…]
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
[…]
5. De maatwerkvoorziening is, voor zover daartoe aanleiding bestaat, afgestemd op:
a. de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt,
b. zorg en overige diensten als bedoeld bij of krachtens de Zorgverzekeringswet,
c. jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet die de cliënt ontvangt of kan ontvangen,
d. onderwijs dat de cliënt volgt dan wel zou kunnen volgen,
e. betaalde werkzaamheden,
f. scholing die de cliënt volgt of kan volgen,
g. ondersteuning ingevolge de Participatiewet,
h. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.
Verordening maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Zaanstad 2020
Artikel 8
[…]
7. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.
[…]